TERUG NAAR START

Willem van Solt, koopman of Officier?

Geboorte

Wilhelmus [Willem] van Solt is geboren op 25 oktober 1644, zoon van Johannes [Hans] van Solt de Jonge en Agatha van Maerle. Hij is gedoopt op 30 oktober 1644 in Amsterdam in de Nieuwe Kerk.

Huwelijk en Kinderen

Willem trouwde met Margarita de Ruydt/Ruyt, nadat zij op 20 juli 1670 in 's-Gravenhage in ondertrouw zijn gegaan [bron: Register 294 folio 28]. Het kerkelijk huwelijk was op 10 augustus 1670 in 's-Gravenhage in de Hoogduitse Kerk [bron: Kerkregister].

Margarita is geboren op 9 augustus 1649 in 's-Gravenhage, dochter van Hermanus de Ruydt en Agatha Lamberts Urbanus. Zij is gedoopt op 15 augustus 1649 in Kloosterkerk. Margarita is overleden op 17 november 1714 in 's-Gravenhage, 65 jaar oud.

Voor de kinderen van Willem en Margarita wordt naar hun eigen kaarten verwezen:

Willem vernoemt zijn oudste zoon volgens de gebruiken naar zijn vader en zijn derde zoon pas naar zijn schoonvader; waar de vernoeming van Otto Christiaan vandaan komt is nog niet helder. Beide namen zijn nieuw in de stamboom. De oudste dochter is – toevallig – zowel naar haar als zijn moeder vernoemd.

Overlijden

Willem van Solt is overleden, 42 jaar oud. Hij is begraven op 15 augustus 1687 te 's-Gravenhage [bron: Register 99 folio 9]. Willem woonde bij zijn overlijden op de Zuid Singel, misschien wel in het grote tuinhuis dat hij een half jaar tevoren van zijn tante Maria van Langen-van Maerle had geërfd. Bij zijn begrafenis wordt hij met zes pozen beluid en betaald 19:10 [19 gulden 10 stuivers].

Vermogen

's-Gravenhage had vóór 1795 geen stadsrechten en was "een dorp" met in 1670 niet meer dan 24.000 inwoners. In het kohier voor de 200ste penning van 1674 werden 1818 personen aangeslagen over een totaal vermogen van bijna 40 miljoen gulden. Tot de belastingplichtigen werden diegenen gerekend die meer dan 1000 gulden vermogen bezaten. Willem van Solt, wonende in de "De Wagestraet, oost – Over de Wagenbrugge" samen met zijn zuster Maria [weduwe Christiaan Helm] en zijn tante Maria van Maerle [weduwe van notaris Otto van Lange], wordt aangeslagen voor een eigen vermogen van 3000 gulden, hetgeen niet veel is. Hij behoorde daarmee tot de een na laagste groep van 'kleinbezitters' met een vermogen tot 10.000 gulden. De groep tussen 2 en 3000 gulden was 14%, terwijl 23% daaronder en 63% daarboven werd aangeslagen. Ter vergelijking zijn schoonfamilie: de weduwe van Lambert de Ruyt werd aangeslagen voor 5000 gulden, Harmen de Ruyt voor 9000 gulden, ook kleinbezitters dus, maar dan wel in de hoogste groep, terwijl den Commis Thomas de Ruyt voor een vermogen van 60.000 werd aangeslagen die daarmee tot de categorie 'vermogenden' behoorde. Daarnaast werden Thomas de Ruyt en Harman de Ruyt ook nog eens aangeslagen voor hun jaartraktementen van respectievelijk 1000 en 900 gulden bij de Hoge Colleges van Staat. Willem van Solt woonde naast of bij de familie van Maerlen, zijn moederskant, waarvan Agata, weduwe van Otto van Langen, met 10.000 en Johannes met een vermogen van 14.000 te boek staan; zij behoorden daarmee tot de categorie van 'de gezeten burgerij'.

Uit zijn nalatenschap blijkt echter dat Willem niet onbemiddeld was en dat zou hij dan ná 1674 hebben verdiend; zijn vader is in 1675 overleden en het kan dus zijn dat Willem een behoorlijke erfenis heeft ontvangen. Op 10 juli 1680 krijgt Margarita de Ruyt een lijfrente uit de erfenis van haar vader 899 gulden, Lambert de Ruyt ruim 1225 gulden en 1465 gulden aan obligaties en contanten, Marya de Ruyt een lijfrente van 1495 gulden. Willem van Solt biedt samen met Maria van Solt en Maria van Maerle een erf en huis te koop aan op 4 januari 1681 "daer de Pelgrom aen de gevel staet". Het huis is gelegen in de Nieuwe Hoogstraat in Amsterdam en was een erfenis van Johannes van Maerle, de broer van Maria die de laatste jaren voor zijn dood in 1679 ook over de Wagenbrugge woonde. Het huis werd op 24 februari verkocht. Op 19 januari 1682 verhuren Willem van Solt en zijn zuster Maria van Solt een stuk land, gelegen in Zandambacht voor 5 jaar aan aan Meijndert van der Cleij en zijn twee schoonzusters. Maria van Maerle overlijdt in december 1685 en laat Willem van Solt 9500 gulden na, plus haar grote tuinhuis gebouwd aan de Zuid Buitensingel in den Haag in 1675. Zijn vijf kinderen in leven in 1685 krijgen elk 150 gulden.

Uit de Inventaris van de archieven van de Nederlandse Hervormde gemeente te Kethel en Spaland blijkt in 1686 onder nummer 288 een Akte van transport te bestaan ten overstaan van schepenen van Delft door Willem van Solt en Margaretha de Ruyt wonende te 's-Gravenhage, waarbij aan Adrianus Monters van een losrente van 25 gulden wordt toegekend mey als notitie dat het "Betreft eigendom later in het bezit van de Heilige Geestmeesters".

Bronnen:

Naast de akten uit het Notarieel Archief van 's-Gravenhage zijn de gegevens over de aanslag van de 200e penning afkomstig van Dr. H.E.van Gelder, Haagsche Cohieren, in Die Haghe Jaarboek 1914/1915 pagina 1 t/m 112.

TERUG NAAR START