TERUG NAAR START

Ignace van Solt, Commissionair in Effecten & Assurantiën en Koopman

Geboorte

Ignatius Franciscus Antonius Marie [Ignace] van Solt is geboren op 5 januari 1870 om 11:00 in Amsterdam, zoon van Petrus Franciscus [Pieter] van Solt en Maria Anna Theewes. Van de geboorte is aangifte gedaan op 8 januari 1870 [Register 1 folio 25]. Uit de geboorteakte blijkt dat zijn vader, Pieter van Solt, van beroep Commissionair was en in de Noorderstraat, Buurt AA Nº540 woonde. Als getuigen traden op: [1] Joannes Petrus Schallies, 28 jaar, reiziger, wonende op de Egelantiergracht, Buurt NN, Nº62, [2] Daniël Uffen, 26 jaar, van beroep bediende, wonende Rusland, Buurt B Nº170 en [3] de vader. NB. Volgens de klassieke regels wordt de oudste zoon vernoemd naar vader's vader. Ignace zou dus eigenlijk "Petrus" moeten heten. De voornaam Ignatius komt tot dan toe in de stamreeks niet voor. Het is onduidelijk waar de naamgeving vandaan komt, tenzij het wijst op de band die de familie had met de Orde der Jezuïeten.

Huwelijk en kinderen

Ignace trouwde, 26 jaar oud, op 13 mei 1896 in Amsterdam [Register 13 folio 9 Akte 1205] met Helena Maria Bernardina [Leny] Geradts, 25 jaar oud, nadat zij op 30 april 1896 in Amsterdam in ondertrouw zijn gegaan [Huwelijksbijlage]. In de akte gaf Ignace als beroep op bediende en woonde in de Weteringstraat Nº3. Leny had geen beroep en woonde in de Haarlemmerstraat Nº25. Getuigen zijn [1] Cornelis Klein Lanting, 29 jaar, Ambtenaar, [2] August Eduard Zahn, 23 jaar, Ambtenaar, [3] Albert Johannes Imeken, 53 jaar, Bode, en [4] Ludowicus Johannes Lebert, 40 jaar, Bode. Trouwboekje.

Helena Maria Bernardina is geboren op 17 juni 1870 om 03:00 in Amsterdam, dochter van Johannes Bernardus Geradts en Johanna Olthoff. Van de geboorte is aangifte gedaan op 18 juni 1870 [Register 4 folio 137v]. Leny is overleden op 3 augustus 1948 om 06:10 in Amsterdam, 78 jaar oud. Van het overlijden is aangifte gedaan op 4 augustus 1948 [Register 9 folio 87v Akte 519].

Ter gelegenheid van hun 15-jarig huwelijksfeest in 1911 wordt een gezinsfoto gemaakt met v.l.n.r.: Chris [1905], Anton [1902], Clasien [1904], Gerard [1902], Ignace [1870], Naas [1899], Albert [1908], Piet [1897], Freek [1901], Leny [1870] en Johan [1899].

 

 

 

 

Ter gelegenheid van hun 40-jarig huwelijk op 13 mei 1936 werd een foto van de toen geboren kleinkinderen gemaakt, met van links naar rechts Diana Jacoba/Diet [1930], zittend Joop [1932], staande Peter [1928], Leny [1928], Ton [1928], liggend Thea [1935], Tiny [1932], zittend Catharina Allegonda/Toto [1929] en Naas/Jo [1931]. Na deze negen kleinkinderen zullen er na 1936 nog negen andere kleinkinderen worden geboren.

Kinderen van Ignace en Leny:

Bij de vernoeming van zijn zoons houdt Ignace zich aan de regels. De oudste zoon naar zijn vader, de tweede naar zijn schoonvader, de derde naar zichzelf en de rest is vrij. Zijn enige dochter vernoemt hij naar zijn kinderloze tante, Clasina Margaretha van den Bronk, echtgenote van zijn oom Wilhelmus Augustinus, beiden tevens peetouders, terwijl ook echtgenote in de vernoeming is opgenomen.

1 Petrus Franciscus Ignatius Marie [Piet] van Solt, geboren op 12 oktober 1897 om 20:00 in Amsterdam. Van de geboorte is aangifte gedaan op 14 oktober 1897. Piet is overleden op 19 september 1978 om 04:45 in Utrecht, 80 jaar oud. 

2 Johannes Petrus Bernardus Marie [Johan] van Solt, geboren op 5 februari 1899 om 04:00 in Amsterdam. Van de geboorte is aangifte gedaan op 7 februari 1899. Johan is overleden op 26 maart 1988 in Benidorm [Spanje], 89 jaar oud. 

3 Ignatius Johannes Theodorus Maria [Naas] van Solt, geboren op 29 december 1899 om 04:00 in Amsterdam. Van de geboorte is aangifte gedaan op 30 december 1899. Naas is overleden op 8 juli 1970 om 23:00 in Oldebroek, 70 jaar oud. 

4 Fredericus Christianus Marie [Freek] van Solt, geboren op 3 januari 1901 om 06:00 in Amsterdam. Van de geboorte is aangifte gedaan op 4 januari 1901. Freek is overleden op 17 oktober 1999 om 22:45 in Alkmaar, 98 jaar oud. 

5 Gerardus Lambertus Marie [Gerard] van Solt, geboren op 7 januari 1902 om 10:00 in Amsterdam. Van de geboorte is aangifte gedaan op 7 januari 1902. Gerard is overleden op 8 mei 1978 om 20:00 in Amsterdam, 76 jaar oud. 

6 Antonius Petrus Marie [Anton] van Solt, geboren op 19 december 1902 om 22:00 in Amsterdam. Van de geboorte is aangifte gedaan op 20 december 1902. Anton is overleden op 17 april 1970 om 14:15 in Amsterdam, 67 jaar oud. Hij is begraven op 19 april 1970 te Westerveld. 

7 Clasina Margaretha Wilhelmina Helena Maria [Clasien] van Solt, geboren op 7 januari 1904 om 13:00 in Amsterdam. Van de geboorte is aangifte gedaan op 8 januari 1904. Clasien is overleden op 31 mei 1992 om 22:50 in Utrecht, 88 jaar oud. Zij is gecremeerd op 4 juni 1992 te Amsterdam. 

8 Christianus Antonius Marie [Chris] van Solt, geboren op 30 mei 1905 in Amsterdam. Van de geboorte is aangifte gedaan op 30 mei 1905. Chris is overleden op 18 oktober 1993 om 01:00 in Maarssen, 88 jaar oud. 

9 Albertus Petrus Marie [Albert] van Solt, geboren op 13 juli 1908 om 07:00 in Amsterdam. Van de geboorte is aangifte gedaan op 15 juli 1908. Albert is overleden op 7 juni 1981 om 15:20 in Amsterdam, 72 jaar oud. 

Overlijden

Ignace is overleden op 19 oktober 1945 om 13:30 in de Geuzenstraat 67 huis te Amsterdam, 75 jaar oud. Van het overlijden is aangifte gedaan op 19 oktober 1945 [Register 25 folio 7 Akte 37]. Het overlijden is aangegeven door de aansprekers. Voor de begrafenis had zoon Chris in de Veerstraat een rouwkamer ingericht.

In de eindfase van zijn leven, tijdens de tweede wereldoorlog, leefde hij met zijn echtgenote in zeer kommervolle omstandigheden. En het was zo beloftevol begonnen. Hoe  diep hebben de maatschappelijke omstandigheden in de eerste helft van de 20e eeuw ingegrepen in een op het oog welvarend burgerlijk milieu?

De laatste foto van Ignace uit september 1945.

Nationale Militie

Van de jeugd van Ignace is weinig bekend. In de Amsterdamse schoolarchieven staan geen gegevens over een opleiding op het niveau van HBS of Openbare Handelsschool.

Het eerste document over Ignace dateert uit 1889 met vermelding van zijn inschrijving voor de Nationale Militie in het register van de gemeente Amsterdam voor de lichting 1890. Elke man moest van 1811 tot medio 1996 militaire dienstplicht vervullen. De dienstplicht werd in 1814 vastgesteld op 5 jaar en gold vanaf het 18e levensjaar. De dienstplicht was echter niet algemeen en ook niet persoonlijk. De registratie van dienstplichtigen vond plaats op hun 18de jaar in de gemeente waarin ze woonden De registers waarin de dienstplichtigen staan ingeschreven worden militieregisters genoemd. Dit zijn registers van een bepaalde lichting (jaar). De dienstplichtigen traden in hun twintigste levensjaar in dienst. Het korps van dienstplichtigen militairen heette de Nationale Militie. Naast vrijwilligers bestond het korps uit ingelote dienstplichtigen. Tot 1898 kon iemand die was ingeloot zich laten vervangen door een remplaçant. Vaak werd dit in een notariële akte vastgelegd. Bij een wetswijziging in 1898 werd dit stelsel afgeschaft en werd de persoonlijke dienstplicht ingevoerd. Het lotingsysteem werd in 1938 afgeschaft. Ieder jaar registreerde het gemeentebestuur in inschrijvingsregisters mannen die in aanmerking kwamen voor de Nationale Militie ofwel de militaire dienstplicht. Van deze inschrijvingsregisters werden alfabetische naamlijsten gemaakt. Een tweede exemplaar werd naar de militiecommissaris gestuurd. Deze zorgde voor de loting van de ingeschrevenen. Tijdens de loting werd een lotingregister aangelegd op nummer van het lot van de ingeschrevene. Daarna gingen de lotingregisters naar de militieraad, die de verzoeken tot vrijstelling, in verband met lichamelijke gebreken of broederdienst, beoordeelde. Na beëindiging van zijn werkzaamheden leverde de militieraad alle registers in bij de Commissaris van de Koningin. Het dubbele exemplaar van de lotingregisters stuurde de raad naar de gemeenten. Nadat bekend was hoeveel dienstplichtigen nodig waren, zorgde de Commissaris van de Koningin via de burgemeesters voor het oproepen van de lotelingen.

Ignace was bij die inschrijving 'magazijnbediende'. Hij kon zich een plaatsvervanger veroorloven die op 6 mei 1890 is ingelijfd bij het 7e regiment infanterie en vervolgens op 27 juni 1895 als deserteur is afgevoerd.

Beroep

In zijn trouwakte staat als beroep 'kantoorbediende'. Op de geboorteakten van zijn eerste acht kinderen t/m 1905 geeft Ignace ook het beroep van kantoorbediende op. Bij zijn laatste en jongste zoon in 1908 geeft hij 'commissionair' als beroep. Dat stemt overeen met de Amsterdamse adreslijst en het telefoonboek. Hoogstwaarschijnlijk was Ignace als beursloper [commissionair] in dienst bij van den Elsakker & Co. Op 8 mei 1916 vestigde Ignace zich als zelfstandig Commissionair in Effecten en vroeg vervolgens het lidmaatschap van de in 1876 opgerichte Vereniging voor de Effectenhandel aan, nadat vanaf 1856 de twee organisaties, te weten Collegie tot Nut des Obligatiehandels en De Nieuwe Handel-Sociëteit zijn gaan samenwerken in het Algemeen Beurscomité voor Publieke Fondsen. In 1913 was de officiële opening van de Beurs van Cuypers, de Effectenbeurs, een gebouw, speciaal ontworpen voor de effectenhandel. Het gebouw Beursplein 5 staat op gewijde grond. Tot 1911 stond er het Bible-Hotel. Tijdens de feestelijkheden rond de opening excuseerden zowel het gemeentebestuur als de ministers van Landbouw en Financiën zich wegens ‘ambtsbezigheden’, maar het aan de bouw voorafgaand conflict van het beursbestuur met de overheden was wellicht de grond voor deze ambtsbezigheden. Een beursgebouw in particulier beheer was namelijk in strijd met de openbaarheid van de beurshandel. Dit betekende in ieder geval wel, dat de effectenhandelaren hun publieke taak niet uit het oog mochten verliezen. Om aan de openbaarheid van handel te voldoen, hield Cuypers tevens rekening met een andere eis van het bestuur. Aan de noordzijde van het gebouw moest een loopbrug of passerelle naar de Beurs van Berlage komen. De zogenaamde Openbare Beurs op de hoek van de eerste verdieping van de nieuwe Effectenbeurs werd op die manier toegankelijk voor handelaren uit de goederenbeurs. Bij een veiling van effecten, een praktijk, die later niet meer veel zou voorkomen, voldeed men op deze wijze aan de wettelijke eis van openbaarheid. Het bestuur verstevigde zo de relatie met de gemeente, waardoor men later ook minder tegengewerkt werd tijdens het verdere verloop van het bouwproject. Pas in april 1914 bezoekt burgemeester Roëll voor het eerst de Effectenbeurs. De handel gaat in 1914 officieel van start met circa 800 buitenlandse en 700 Nederlandse (waaronder veel Nederlands-Indische) fondsen. Vanwege de Eerste Wereldoorlog besluit het bestuur in juni 1914, om de Effectenbeurs te sluiten; dit, om een ernstige financiële crisis te voorkomen. Deze sluiting vormde het eerste zichtbare teken van de verstrengeling tussen overheid en bedrijfsleven in oorlogstijd. Minister-president Cort van der Linden had er in het overleg met president van Aalst van de Nederlandse Handel-Maatschappij op aangedrongen dat de beurs zou worden gesloten. Dit om te voorkomen dat de vele Nederlanders die onder de wapenen werden geroepen zich zorgen zouden maken dat men hun prologatieposten tijdens hun afwezigheid tegen paniekkoersen zou executeren. Onverwacht krijgt het gesloten gebouw toch nog de kans z’n praktische waarde te bewijzen. In enkele dagen tijds worden maar liefst 20.000 Belgische vluchtelingen in de nieuwe Effectenbeurs geregistreerd en van opvangadressen voorzien. De Effectenbeurs wordt in 1915 weer geopend. Een regeringscommissie houdt vanaf dat moment toezicht op het naleven van de beursvoorschriften. Ignace werd in deze context voorgedragen als lid op grond van de steunbetuiging en vestigde zich met kantoor op de Prinsengracht 825. Hij trad daarmee in het voetspoor van zijn verre 17e eeuwse voorvaderen. Ignace adverteert in de beginjaren zeer frequent. Nederland bleef neutraal tijdens de Eerste Wereldoorlog van 1914-1918, maar had wel te maken met de economische gevolgen van die oorlog. Er was noodgedwongen veel meer staatsinvloed in de economie dan de liberale markt gewend was.

In oktober 1916 wordt er weer een gezinsfoto gemaakt, waarop echter zoon Johan ontbreekt; v.l.n.r.: Ignace, Piet, Naas, Freek, Leny, Gerard, Anton, Clasien, Chris en Albert.

 

De inrichting van de Prinsengracht is vrij rijk uitgerust, zoals uit bijgevoegd foto's blijkt en ook de tuin is indrukwekkend.

Ignace associeerde zich per 1 september 1919 met de koopman Pieter Tromp tot een vennootschap met als doel de handel in effecten. Op 28 december 1919 haalt hij zijn zoon Freek voortijdig zonder diploma van de HBS om als boekhouder voor de firma te gaan werken. De vennootschap wordt binnen een jaar weer ontbonden en op 12 juli 1922 schrijft Ignace van Solt zich in bij de Kamer van Koophandel te Amsterdam in als Commissionair in Effecten met terugwerkende kracht tot juni 1916. Zoon Freek gaat naar een werkgever dochter Clasien komt op kantoor werken. In 1925 neemt hij er een agentuur en commissiehandel in cacao en gom bij. In maart 1926 verplaatst hij zijn kantoor en woning naar de Nassaukade 375. Zijn zoons Piet, Freek, Chris, Albert en dochter Clasien wonen dan nog bij hem; ook waren er inwoners, niet alleen Anna Draaijer – verloofde van Chris - , maar ook 4 anderen. De periode van 1919 tot 1929 was economisch een onrustige tijd. Er werden als reactie op de in november 1818 mislukte revolutie van Troelstra sociale wetten ingevoerd, maar dat verhinderde niet dat er regelmatig stakingen waren. Tussen 1921 en 1924 was er sprake van een heuse crisis. Ignace beëindigt het kantoor per 1 september 1929, treedt zelf op als vereffenaar totdat per 13 februari 1931 alle zaken zijn afgehandeld. De datum van beëindiging van zijn kantoor is interessant, omdat het twee maanden vóór de grote beurskrach van oktober 1929 was en op dat moment de beurs, zoals dat heet, "all times high" stond. Met dochter Clasien begint Ignace – als koopman - in september 1931 een Commissiehandel in Comestibles, Delicatessen en Fruit op het adres van Tuijll van Serooskerkenweg 17 huis, terwijl het gezin daarboven woont met als ingang Agamemnonstraat 18 -1. Zijn jongste kinderen, Clasien, Chris met verloofde Annie, en Albert met echtgenote Miep en hun zoon Naas, behoren nog tot zijn gezin. Ignace trekt in oktober 1933 bij zijn dochter Clasien in de Wielingenstraat 32 huis in, waarbij ook zoon Chris met verloofde Annie en Klazien Levert, verloofde van zoon Freek, komen inwonen. Hij begon daar het garagebedrijf en autoverhuur Apollo, terwijl Clasien ging werken als vertegenwoordigster in Amsterdam van de Nieuwe Engelsche Stoomwasscherij te Ughelen. Het garagebedrijf beëindigde hij in juli 1934, waarna het gezin verhuisde naar de Eendrachtstraat, waarbij Chris met verloofde Anna en Louis Stromeier, broer van schoondochter Miep komen inwonen. Clasien hield de vertegenwoordiging aan en haar ouders kwamen nu geheel voor haar rekening. Ignace had nog wel een kleine assurantieportefeuille. Per november 1935 begon Clasien een eigen kapsalon – Maison Sarphati· – in het Sarphatipark 91 huis met beletage als gezamenlijke woning met haar ouders, blijft in het levensonderhoud van haar ouders voorzien, en Louis Stromeier. Eind 1937 verlieten Ignace en Leny, na een hevig conflict met dochter Clasien, de woning en gingen kort bij zoon Chris wonen, waarna zij zich tot aan hun overlijden in de Geuzenstraat vestigden. Zeer uitgebreide documentatie over de beroepsactiviteiten van Ignace van Solt is op te vragen via Genealogie.van.Solt@xs4all.nl

Wagnervereniging

In familiekringen wordt gemeld dat Ignace van Solt bariton was bij de Wagnervereniging, maar daarvan zijn verder geen gegevens te vinden.

Bronnen

Noord-Hollands Archief: [1] Verklaring van de Commissaris der Koningin in de Provincie Noord-Holland met registernummer 1815 en lotingnummer 1291. [2] Het vennootschapscontract opgemaakt door Notaris Adriaan Cato Schwarz, register 1919, akte 345 en aanwezig in de Rechtbankarchieven.

Website van de Vereniging voor de Effectenhandel: Geschiedenis van de Effectenhandel.

Kamer van Koophandel te Amsterdam: dossier 15110.

Gemeentearchief Amsterdam: [1] Gezinskaart Ignace van Solt en [2] Woningkaarten in toegang 5445, inventarisnummers 8, 80, 238, 315 en 393.

De afstamming van Ignace van Solt:

Verjaagd door het Bewind

Rond 1600 komt Hans van Solt, zoon van Pauwels van Solt - Boekdrukker en Koopman uit Antwerpen -, uit Londen naar Amsterdam met zijn gezin. Hij was toen al een zeer succesvol Zuid-Nederlandse koopman die als Nederduitsgereformeerde voor de Spaanse koning Filips-II uit Antwerpen moest vluchten. Meerdere 'gereformeerde' familieleden 'van Solt' waren al naar Londen of Duitsland uitgeweken.

Op het eerste gezicht ligt het vertrek van kooplieden uit het Zuiden nogal voor de hand. In de jaren zeventig en tachtig werd met name de Antwerpse handel meerdere malen ruw verstoord door de strijd tussen Spanje en de opstandige gewesten. In 1567 stelde Alva de vervolging in van een aantal kooplieden die in het voorafgaande jaar openlijk het protestantse geloof ondersteund hadden. In 1574 dreigden Spaanse plunderingen die slechts door onmiddellijke betaling van soldij konden worden afgewend. Twee jaar later ging het alsnog mis toen de Spaanse Furie door Antwerpen raasde, brand stichtte en een groot aantal kooplieden beroofde. Ondertussen was ook de handel over zee niet van gevaar ontbloot door de aanwezigheid van Engelsen en Watergeuzen. Vanaf 1579 bemoeilijkte de opmars van Parma de handel in het achterland van Antwerpen. In 1583 werden Antwerpse kooplieden opgeschrikt door een Franse furie. Het slotstuk van deze malaise was de belegering van de Scheldestad die duurde van het voorjaar van 1584 tot de zomer van 1585. {Citaat uit Oscar Gelderblom in zijn dissertatie [2000] "Zuid-Nederlandse kooplieden en de opkomst van de Amsterdamse stapelmarkt [1578-1630]" pag.71}.

Hans van Solt was getrouwd met de zuster van de al eerder uit Antwerpen rechtstreeks naar Amsterdam gevluchte steenrijke Zuid-Nederlandse koopman Hans Rombouts. Meerdere familieleden 'van Solt', o.a. de Evangelisch-Lutherse Arnoudt, waren ook rechtstreeks naar Amsterdam uitgeweken. In de publicatie over de 250 rijkste Nederlanders uit de 17e eeuw is de weduwe van Hans Rombouts – na verdeling van de erfenis – met een vermogen van ruim 210.000 gulden opgenomen. Zwager Hans van Solt was executeur-testamentair van Hans Rombouts en beheerde als eerste de Romboutsfondsen, waaronder de beroemde Blauwhuizen op de Herengracht 196-198. De Romboutsfondsen zijn begin 19e eeuw door de Staat in beslag genomen zonder vergoeding en strijdig met het testament van Hans Rombouts. Gedurende de gehele 19e eeuw hebben de nakomelingen van Rombouts zich hiertegen vruchteloos verzet. Hans van Solt voerde een variant van het oorspronkelijke familiewapen. De van Solt's waren kooplieden, zeevaarders en officieren.

Zoon Hans van Solt de Jonge ontwikkelt zich tot een vrijwel even succesvol koopman als zijn vader en breidt zijn activiteiten uit tot verzekeraar. Van hem dateert het eerste geschrift met een korte familiegeschiedenis, het zogeheten "Memorieboexken", waarvan de precieze tekst echter niet meer te achterhalen is. Wij moeten het doen met door belanghebbenden bij ondersteuning uit de Romboutsfondsen vervaardigde afschriften. Hans jr. is actief in kringen van kunstenaars en doet mee aan Loterijen en Rijfelarijen. Vanaf het midden van de 17e eeuw verplaatst Hans jr. zijn activiteiten naar 's-Gravenhage, waar zijn jongste zoon Willem woont. Wellicht geïnspireerd door de Engelse schrijfwijze voegt Hans vaak een 'd' aan de familienaam toe > van Soldt. De van Solt's gaan geleidelijk tot de Hollandse elite van kooplieden, zeevaarders, officieren en staatsdienaren behoren. 

Van Willem van Solt is [nog] niet echt bekend waar hij zijn brood mee verdiende, dan wel of hij op de rijkdom van zijn voorouders teerde. Willem's zoon, Otto Christiaan, gaat dienen als officier in het Staatse leger. Met hem begint het zwervende bestaan van de rechtstreekse voorouders langs vrij veel legerplaatsen, zoals Maastricht-Stevensweert, Nijmegen, 's-Hertogenbosch, Geertruidenberg. Otto Christiaan laat zijn oudste kinderen Rooms-katholiek dopen. Waar hij precies en onder welke omstandigheden hij gesneuveld is – zo hij gesneuveld is – is onbekend. Uit het eerste huwelijk van Otto Christiaan stammen via zoon Willem de van Solt's af; uit het tweede huwelijk de van Soldts.

Egidius Guielmi van Solt, zoals Otto's zoon "Willem" uit het eerste huwelijk officieel genoemd wordt, schopt het – wellicht vanwege zijn Rooms-katholieke godsdienst – niet verder dan onderofficier in het Staatse leger. Van hem is [nog] niet precies bekend wanneer en waar hij is overleden. Boeiend is dat de eerste generaties 'van Solt' als Zuid-Nederlandse kooplieden tot de economische elite van Holland behoorden en dat vanaf de vierde generatie een ernstig verval intreedt.  Met Willems zoon, Christiaan van Solt - vernoemd naar zijn grootvader -, komt de familie rond het midden van de 18e eeuw - na bijna 100 jaar - terug in Amsterdam en zal daar tot en met de 20e eeuw blijven. Geen militairen of grote kooplieden meer. Christiaan zelf was knopenmaker. Met Pieter van Solt, negende kind van Christiaan, komt er met een serie Pieter's of Petrussen een traditionele voornaam terug in de familie. Pieter wordt wel weer ondernemer. Hij was kruiersbaas, destijds in Amsterdam wel een goed beroep. Voorloper van de huidige verhuizers en transporteurs. Pieter's jongste zoon, Pieter van Solt, werd onderwijzer, maar is vrij jong overleden. Diens zoon Pieter van Solt, officieel Petrus Franciscus, werd via kantoorbediende, Commissionair uiteindelijk expeditiechef bij Bensdorp. En tenslotte, Ignace van Solt, als laatste in deze genealogie werd uiteindelijk Commissionair in Effecten en Assurantiën en Koopman. Gegevens over diens [klein]kinderen, achterkleinkinderen enz. zijn in verband met de privacy uitsluitend beschikbaar voor de besloten kring van betrokken familieleden. In onderstaand overzicht worden de afstammingsgegevens op een rijtje gezet; van elk van de hier genoemden is een meer of minder uitgebreide biografie in de eigen kaart op deze website opgenomen met alle verwijzingen naar kinderen en verdere familieleden.

Afstammingsstaat van Ignatius Franciscus Antonius Marie (Ignace) van Solt

Generatie 1 ( betrokkene )

Ignatius Franciscus Antonius Marie (Ignace) van Solt, geboren op 5 januari 1870 om 11:00 in Amsterdam. Van de geboorte is aangifte gedaan op 8 januari 1870. Ignace is overleden op 19 oktober 1945 om 13:30 in Amsterdam, 75 jaar oud. Van het overlijden is aangifte gedaan op 19 oktober 1945. Ignace trouwde, 26 jaar oud, op 13 mei 1896 in Amsterdam met Helena Maria Bernardina (Leny) Geradts, 25 jaar oud, nadat zij op 30 april 1896 in Amsterdam in ondertrouw zijn gegaan. Leny is geboren op 17 juni 1870 om 03:00 in Amsterdam, dochter van Johannes Bernardus Geradts en Johanna Olthoff. Van de geboorte is aangifte gedaan op 18 juni 1870. Leny is overleden op 3 augustus 1948 om 06:10 in Amsterdam, 78 jaar oud. Van het overlijden is aangifte gedaan op 4 augustus 1948.

Generatie 2 ( ouders )

Petrus Franciscus (Pieter) van Solt, geboren op 11 september 1840 om 02:00 in Amsterdam. Van de geboorte is aangifte gedaan op 14 september 1840. Pieter is overleden op 27 december 1918 om 04:00 in Amsterdam, 78 jaar oud. Van het overlijden is aangifte gedaan op 30 december 1918. Hij is begraven op 31 december 1918 te op het RK Kerkhof Buitenveldert. Hij trouwde, 26 jaar oud, op 20 juni 1867 in Amsterdam met de 32-jarige Maria Anna Theewes, geboren op 10 maart 1835 om 17:00 in Bergen op Zoom. Van de geboorte is aangifte gedaan op 11 maart 1835. Maria is overleden op 26 maart 1923 om 02:00 in Amsterdam, 88 jaar oud. Van het overlijden is aangifte gedaan op 27 maart 1923.
Pieter en Maria gingen op 6 juni 1867 in Amsterdam in ondertrouw.

Generatie 3 ( grootouders )

Petrus (Pieter) van Solt, geboren op 10 februari 1812 om 01:30 in Amsterdam. Van de geboorte is aangifte gedaan op 12 februari 1812. Pieter is overleden op 14 maart 1860 om 03:00 in Amsterdam, 48 jaar oud. Van het overlijden is aangifte gedaan op 16 maart 1860. Hij trouwde, 18 jaar oud, op 1 december 1830 in Amsterdam met de 24-jarige Geertrudis (Geertrudis) Looman, geboren in Brielle. Zij is gedoopt op 30 november 1806 in in de RK Kerk. Geertrudis is overleden op 9 april 1849 om 22:00 in Amsterdam, 42 jaar oud. Van het overlijden is aangifte gedaan op 10 april 1849. Pieter en Geertrudis gingen op 18 november 1830 in Amsterdam in ondertrouw.

Generatie 4 ( overgrootouders )

Pieter van Solt, geboren in Amsterdam. Hij is gedoopt op 2 november 1774 in in de RK Mozes en Aäronkerk. Pieter is overleden op 28 oktober 1843 om 14:00 in Amsterdam, 68 jaar oud. Van het overlijden is aangifte gedaan op 31 oktober 1843. Hij trouwde, 22 jaar oud, op 18 december 1796 in Amsterdam Stadhuis met de ongeveer 22-jarige Diena Minke, geboren omstreeks 1774 in Amsterdam. Diena is overleden op 5 december 1829 om 18:00 in Amsterdam, ongeveer 55 jaar oud. Van het overlijden is aangifte gedaan op 7 december 1829. Pieter en Diena gingen op 25 november 1796 in Amsterdam in ondertrouw.

Generatie 5 ( betovergrootouders )

Christiaan van Solt, geboren in Nijmegen. Hij is gedoopt op 22 juni 1733 in RK statie der Predikheren [Dominicanen]. Christiaan is overleden op 7 mei 1826 om 17:00 in Amsterdam, 92 jaar oud. Van het overlijden is aangifte gedaan op 8 mei 1826. Hij trouwde, 24 jaar oud, op 7 mei 1758 in Amsterdam Stadhuis met de 19-jarige Maria Hermans (Maria) Nolten, geboren in Amsterdam. Zij is gedoopt op 11 juli 1738 in in de Oude Kerk. Maria is overleden op 14 juni 1811 in Amsterdam, 72 jaar oud. Zij is begraven op 18 juni 1811 te op de Heiligeweg & Leidse Kerkhof. Christiaan en Maria gingen op 14 april 1758 in Amsterdam in ondertrouw.

Generatie 6 ( oudouders )

Egidius Guilelmus/Gillis Wilhelmi (Wilhelmus/Willem) van Solt/Soldt, geboren in Maastricht. Hij is gedoopt op 14 januari 1699 in in de RK St Jacobskerk. Wilhelmus/Willem is overleden vóór 1759, ten hoogste 60 jaar oud. Hij trouwde, 27 jaar oud, op 24 februari 1726 in in de RK Kerk Oude Molstraat te ´s-Gravenhage met de 24-jarige Maria Margarite (Maria) Buijs, geboren in Maastricht. Zij is gedoopt op 22 juni 1701 in RK St Catharinakerk. Maria is overleden vóór 1747, ten hoogste 46 jaar oud. Wilhelmus/Willem en Maria gingen op 20 januari 1726 in ´s-Gravenhage in ondertrouw.

Generatie 7 ( oudgrootouders )

Ottonis Christiani (Otto) van Solt/Soldt, geboren op 30 maart 1672 in ´s-Gravenhage. Van de geboorte is aangifte gedaan op 30 maart 1672. Hij is gedoopt op 1 april 1672 in in de Groote of St Jacobskerk. Otto is overleden op 7 oktober 1723 in Sint Oedenrode, 51 jaar oud. Hij trouwde, 21 jaar oud, op 17 mei 1693 in in de Nederduits Gereformeerde Kerk te Maastricht met de 21-jarige Johanna (Anna) van Strabach/Straasbach, geboren in Maastricht. Zij is gedoopt op 31 januari 1672 in in de St Jacobskerk. Anna is overleden in Maastricht, 33 jaar oud. Zij is begraven op 27 februari 1705 te in de St Jacobskerk.
Otto en Anna gingen op 2 mei 1693 in Maastricht in ondertrouw.

Generatie 8 ( oudovergrootouders )

Wilhelmus (Willem) van Solt/Soldt, geboren op 25 oktober 1644 in Amsterdam. Hij is gedoopt op 30 oktober 1644 in in de Nieuwe Kerk. Willem is overleden op 15 augustus 1687 in ´s-Gravenhage, 42 jaar oud. Hij trouwde, 25 jaar oud, op 10 augustus 1670 in in de Hoogduitse Kerk te ´s-Gravenhage met de 21-jarige Margaretha de Ruydt/Ruyt, geboren op 9 augustus 1649 in ´s-Gravenhage. Zij is gedoopt op 15 augustus 1649 in in de Kloosterkerk. Margaretha is overleden op 12 november 1714 in ´s-Gravenhage, 65 jaar oud. Willem en Margaretha gingen op 20 juli 1670 in ´s-Gravenhage in ondertrouw.

Generatie 9 ( oudbetovergrootouders )

Johannes (Hans) van Solt de Jonge, geboren op 19 januari 1584 in Antwerpen. Hij is gedoopt in in de OLV Kerk. Hans is overleden op 22 maart 1675 in Amsterdam, 91 jaar oud. Hij is begraven te in de Zuiderkerk. Hij trouwde, 42 jaar oud, op 24 februari 1626 in Amsterdam met de 23-jarige Agatha van Maerle, geboren in Amsterdam. Zij is gedoopt op 26 december 1602. Agatha is overleden op 4 juli 1659 in ´s-Gravenhage, 56 jaar oud. Zij is begraven op 6 juli 1659 te in de Nieuwe Kerk. Hans en Agatha gingen op 30 januari 1626 in Amsterdam in ondertrouw. Het kerkelijk huwelijk werd voltrokken op 24 februari 1626 in Amsterdam.

Generatie 10 ( stamouders )

Johannes Paulusz (Hans) van Solt de oude (afb. 8), geboren op 23 november 1550 in Antwerpen. Hij is gedoopt op 26 november 1550 in in de RK O.L.V.Kerk. Hans is overleden op 13 december 1633 in Amsterdam, 83 jaar oud. Hij is begraven op 20 december 1633 te in de Zuiderkerk. Hij trouwde, 25 jaar oud, op 16 oktober 1576 in Antwerpen met de 20-jarige Elisabeth Rombouts, geboren in Antwerpen. Zij is gedoopt op 3 maart 1556. Elisabeth is overleden op 23 augustus 1622 in Amsterdam, 66 jaar oud. Zij is begraven op 26 maart 1622 te in de Zuiderkerk.

Generatie 11 ( stamgrootouders )

Paulus Wouterssone (Pauwels) van Solt, geboren in Solt-Gruitrode, Prins Bisdom Luik. Hij is gedoopt omstreeks 1514 in in de RK Kerk Tongerlo. Pauwels is overleden omstreeks 1603 in Aken {Duitsland}, ongeveer 89 jaar oud. Hij trouwde, ongeveer 24 jaar oud, omstreeks 1538 in Antwerpen met de ongeveer 18-jarige Maria Franco (Maeyken) Aertzen, geboren omstreeks 1520 in *Antwerpen. Maeyken is overleden omstreeks 1594 in Aken [Duitsland], ongeveer 74 jaar oud.

Van alle voornoemde voorouders is een basiskaart opgenomen terwijl via de toelichting op de index van namen kan worden doorgelinkt naar het parenteel vanaf Paulus van Solt met al zijn nakomelingen. Op de persoonskaarten kan worden doorgelinkt naar de biografie, waarin alle beschikbare documenten en foto's zijn opgenomen. Zoals gezegd kwam Hans van Solt als vluchteling via Londen uit Antwerpen. Toch is de familienaam niet uit Antwerpen afkomstig, maar uit Belgisch-Limburg.

Geografie en geschiedenis "van Solt"

Verreweg het meeste werk in de herkomst uit België is verricht door genealogiecollega Ir Emile van der Spek [uit de tak 'van Soldt'] die zelf publiceert in De Nederlandsche Leeuw van 2007 over die oudste generaties en hun komst naar Nederland. Op grond van zijn gegevens ben ik ook op onderzoek uitgegaan met onderstaand resultaat.

Solt is van origine een Vrije Heerlijkheid aan de oude Romeinse heerbaan tussen Tongerlo, Neeroeteren en Gruitrode in Belgisch-Limburg.

Limburg-  Kempen

De met de Hollandse rechtlijnigheid tussen 1822-1826 gegraven Zuidwillemsvaart doorsnijdt de Heerlijkheid Solt, zoals op bovenstaande kaart is te zien. Daarom moest er een voetgangersbrug tussen de verschillende delen van Solt worden aangelegd.

De bebouwde kom van Solt en de Keyartmolen liggen in Bree; het gebied 't Solt en het Solterbos in Maaseik; de Solterheide en het Solterveld in Meeuwen-Gruitrode.  

Solt in Bree

   

Bebouwd gedeelte^                  Solt in Maaseik^         Solt in Meeuwen-Gruitrode^

't Solt Maaseik

Het grondgebied van Solt hoorde toe aan de commanderij van de Duitse of Teutoonse Orde van Gruitrode, afhankelijk van de hoofdcommanderij van Aldenbiezen te Rijkhoven (Bilzen). Deze Duitse Orde was een geestelijke ridderorde, ontstaan te Aken in 1190, tijdens de derde kruistocht, ter verzorging en beveiliging van de Kruisvaarders. Ze werd een enorme politiek en militaire macht in Europa met vele kloosterburchten of kastelen en telt tegenwoordig nog een 560 tal leden, vooral in Oostenrijk en Zuid-Tirol (Duitstalig-Italië) en zelfs in Joegoslavië.

Commanderij  

Overzicht van de opgravingen

 

Het Commanderijkasteel anno 2006

           

         

Het gebied viel onder het Prinsbisdom Luik en de mensen waren afhankelijk van de kerk in de parochie Tongerlo. 't Solt, ten minste dat gedeelte dat onder Maaseik begrepen was, vormde denkelijk een heerlijke bezitting.

In de Regestenlijst der Oorkonden van de Landkommanderij Oudenbiezen en onderhorige Kommanderijen komt een mededeling voor, gedateerd 13 februari 1365

Int joer ons Heren dae man van synre geboerten screif dusent driehondert vijf ende sestich der derden indixien des dertende dages vander sporkillen.

Notaris Johan van Wijc, priester te Maastricht, oorkondt dat ridder Ogijr van Biecht aan Reyner Huen, landkommandeur, verkocht heeft het hof van Bloemendale, gelegen bij Heer en 6½ bunder akkerland, gelegen te Lanaken en Pietersem voor 2.900 gulden; Claes Huen, Winand van Dieteren, Lambrecht van Goer, Daniel van Eynenberch, Ogijr van Eynits, schout te Maastricht, Herman Huen, Hendrik van Here en Johan vander Lake, stellen zich borg voor O.van Biecht; Godart vanden Wigarde en Hendrik van Montenaken, schepenen te Maastricht, bevestigen de inhoud van de akte.

Getuigen Johan van Haren, cantor van Sint-Servaas, Baudewijn van Vranckenhoven, kommandeur van Bernissem, Volquijn, pastoor van Beek, Arnout Mompelirs, scheffener, Willem van Lodenaken, gastmeester van Sint-Servaas, Reyner van Berge, Reyner vanden Wigarde, Goeswijn van Dieteren, Willem van Sols, Hendrik der Wael.

In een verheffing van 26 maart 1368 te Maaseik wordt Willem van Solde genoemd; in een andere van 13 augustus 1376 komt een Meester Henrie van Zols voor als "Borgh", en eindelijk in 1427 wordt Willem de Solt opgegeven als Maeslantzman, leenman van het Maasland.

In 1139 had Godert, Graaf van Loon de watermolen in de Itterbeek te Solt erfrechtelijk verhuurd aan Aernout van de Keyart, een oude familienaam te Bree, waaraan de molen zijn naam ontleent. Hoewel er uit die tijd niet veel documenten overgebleven zijn is het uit het oudste rolregister van Tongerlo uit 1463 duidelijk dat de familie van de Keyart inmiddels eigenaar was geworden van de molen, het woonhuis en toebehoren.

  Aan de Itterbeek

Rond 1500 woonde er vier broers op de nu nog steeds bestaande Keyartmolen in het gehucht Solt, behorende tot het dorp Tongerlo en nu gelegen in de gemeente Bree in Limburg. Deze broers: Willem, Henrick, Johannes en Wouter hadden Tongerlo 200 Hornse gulden geleend, waarvoor 14,5 gulden 's-jaars aan rente moest worden betaald. Er ontstonden tussen beide partijen onenigheid die jarenlange processen voor de schepenbank te Gruitrode veroorzaakte en die uiteindelijk eindigde met het in gelijk stellen van Tongerlo door de Officiaal te Luik in 1525, het hoogste rechtscollege ter zake. Henrick van Solt, alias van den Keyart, was Inhibitor van de Officiaal van Luik in 1526.

Het Latijnse werkwoord inhibere betekent "weerhouden of tot staan brengen". In het recht is het in onbruik geraakt als term voor verdedigen, verbieden. Het christelijke Latijnse woord Inhibitor betekent "hij die tegen geweld beschermt" en is afgeleid van weerhouden. Het gaat dus om een handeling van terughoudendheid of verbod, een wettelijk gebruikte term, [1] in het bijzonder in kerkelijk recht, voor een bevelschrift van een hoger aan een lager hof, dat werkzaamheden opschort in een geval onder beroep, ook op de opschorting van een jurisdictie van het hof van een bisschop op visitatie van een aartsbisschop, en op dat van aartsdiaken op visitatie van een bisschop. [2] Het wordt meer in het bijzonder toegepast op een vorm van kerkelijke censuur, opschortend een beledigende geestelijke van het uitoefenen van om het even welke Kerkelijke diensten dan ook, of andere geestelijke plicht, met als doel om gehoorzaamheid aan een herderlijke vermaning of een bevel van de bisschop of de rechter af te dwingen. Dergelijke handelingen behoren bij de ambtshalve discretionaire bevoegdheid als de Inhibitor van mening is dat het schandaal van de uitvoering van geestelijke plichten door de overtreder het gevolg zou kunnen zijn. [3] Er zijn gelijksoortige bevoegdheden van belemmering waar een uitoefeningverbod meer dan zes maanden van kracht blijft, en ook in gevallen waarbij een commissie rapporteert dat de kerkelijke plichten van een leengoed onvoldoende door de achteloosheid van de gevestigde beheerder worden uitgevoerd.

Op 2 januari 1557 kwamen de goederen van "De Keyart" in handen van Aernout van de Keyart, de oudste zoon van Willem. Na deze datum is er geen informatie meer over de familie van de Keyart te vinden. Omstreeks 1540 wordt in Antwerpen de familie van Solt uit Tongerlo vermeld en ook uit Maaseik [samen met Gruitrode de gemeenten die het gebied van het gehucht Solt inpikken]. De voornamen Willem, Wouter, Johannes en Aernout komen zowel in de familie van de Keyart als in de Antwerpse families van Solt voor, terwijl het wapenschild van de familie van Solt molenijzers vertoont. Het is om deze redenen zeer wel mogelijk, maar nog niet bewezen, dat de vader van Pauwels Wouterssone van Solt uit Tongerlo dezelfde is als Wouter [Aernoutszoon] van de Keyart uit het gehucht Solt, gemeente Tongerlo. 

Bron

Tekst over de geschiedenis van Solt onder meer ontleend aan [1] P.J.Maas, Geschiedenis van Neeroeteren, 1905; [2] Gemeentearchief van Neeroeteren, en [3] Staatsarchief van Luik. Foto's van eigen bezoek aan Solt in augustus 2006. Tekening Commanderij Gruitrode verkregen uit het archief van Meeuwen-Gruitrode.

Dia-video Sint Antoniuskapel van Solt

De Sint Antoniuskapel te Solt

In 1514 werd Paulus Wouterssone van Solt gedoopt in Tongerlo, gelegen in de huidige gemeente Bree. De grond, waarop de huidige kapel van Solt werd gebouwd, hoorde toe aan de commanderij van de Duitse of Teutoonse orde van Gruitrode, afhankelijk van de hoofdcommanderij van Aldenbiezen te Rijkhoven [Bilzen], het huidig cultureel centrum van de Vlaamse gemeenschap. Deze Duitse Orde was een geestelijke ridderorde, ontstaan te Akkon in 1190, tijdens de 3e kruistocht, ter verzorging en beveiliging van de Kruisvaarders. Ze werd een enorm politieke en militaire macht in Europa met vele kloosterburchten of kastelen en telt heden nog een 60-tal mannelijke en een klein 500-tal vrouwelijke leden, vooral in Oostenrijk en Zuid-Tirol [Duitstalig Italië] en zelfs in Joegoslavië, naast vele invloedrijke "familiales" leken, die delen in de geestelijke vruchten van de orde.

Maar het gebied was parochie Tongerlo. Daarom vragen Pastoor Vincentius Geerts [pastoor Tongerlo 1654-1688] en zijn parochianen op 30 met 1656 aan E.H.Kanunnik Petrus Roten, aartsdiaken der Kempen [bisdom Luik] om een klein kapelletje te bouwen, ter plaatse de H. Dries. Waarom? Hier komen elk jaar op de 3e kruisdag [daags vóór 0.H.Hemelvaart] de kruisprocessies van Neeroeteren, Opitter en Tongerlo samen. Blijkbaar werd toen het H. Sacrament nog tijdens de kruisprocessies meegedragen. Bij dit samentreffen hield een minderbroeder uit Maaseik [klooster der Zusters Urselienen] het sermoen. Tijdens de preek werd het Allerheiligste gewoon op een tafel gezet en stond bloot aan weer en wind. Het verzoek werd door het bisdom toegestaan, maar ook de commandeur van Gruitrode moest worden erkend en in een document van 27 september 1656 gaf de hoofdcommandeur van Aldenbiezen de toelating a.v.:

"Wij, Godfried, graaf van Huyn tot Geleen, der Duitse Ridderorde, rijkscommandeur der balie [de Duitse Orde was onderverdeeld in balijen of provincies] van Alden Biezen en commandeur van Maastricht, vrijheer van Gemert [N.], Gruitrode, Petersvoeren [Voeren], Ordingen [st.-Truiden], hofkrijgsraad der Duitse majesteit [= de Habsburgse Weense keizer], kamerheer en veldmaarschalk, wij verkonden en bekennen hiermee, dat de pastoor en inwoners van de parochie Tongerlo ons te kennen hebben gegeven, dat zij God ter ere, een kapel, toegewijd aan de H. Antonius, Rochus en Sebastianus, op den H. Dries willen oprichten. Wij geven ook onze toestemming hieraan".

Enige godvruchtige personen, aldus Pastoor Beulen van Tongerlo, in zijn preek van 9 november 1941 bij heropening van de kapel [vlg. doc. 30 mei 1656] hebben toen hout en geld gegeven voor de bouw. Stenen huizen waren toen uiterst schaars, omdat ze duur waren. Daarom brandden toen sommige steden soms grotendeels af bij stormweer, b.v. Bree en Maaseik [brandprocessie uit dankbaarheid bestond tot na WO II].

Ook werd het onderhoud van de kapel veilig gesteld, want weduwe Anna Roex, gaf een half border [een border was ongeveer 80-85 a.] land naast het kapelletje. Om ons goed de toestand te kunnen indenken, moeten we er rekening mee houden dat de huidige rijksweg Maaseik-Bree nog niet bestond [wel de oude heirbaan met vele kronkels], noch het kanaal.

Als voorwaarde voor de bouw had het bisdom gesteld, dat de opbrengst van de grond en ook latere giften aan het kerkbestuur van Tongerlo moesten worden afgedragen, die dan ook het onderhoud voor zijn rekening nam, waarover verslag elk jaar aan de leden van het kerkbestuur moest worden uitgebracht.

Waarom werd de kapel toegewijd aan de voornoemde 3 heiligen?

Antonius, abt en kluizenaar [3de eeuw], Sebastiaan, officier van lijfgarde van de Romeinse keizer [Diocetiaan, kerkvervolger 4e eeuw], vermoord door een pijl [= symbool van de pest] en Rochus met zijn hond [van rijke komaf in Fr. 13e-14e eeuw, schonk alles aan de armen - na zijn pestziekte werd hij, gelijk het toen gewoon was afgezonderd in een pesthuisje, maar zijn hond bleef hem trouw] zijn al eeuwen lang pestheiligen, bij wie de boeren hun toevlucht zochten bij veeziekten. En de pest was voor mens en dier één van de meest gevreesde epidemieën. Veeartsen bestonden niet, wel kwakzalvers.

Bronnen

Diavideo van eigen foto's van het bezoek aan Solt in 2006. Gegevens over de Sint-Antoniuskapel te Solt zijn ontleend aan het gelijknamige artikel van Verheyen en Wieërs uit het Èzendropke - 1988, nummer 12.

Het familiewapen stamt uit de 15e eeuw

Volgens het Armoriaal Général van Rietstap is dit het Familiewapen van de "Heren van Solt" ['Solt' was een Heerlijkheid binnen het Prinsbisdom Luik]. De molenijzers linksboven en rechtsonder hebben betrekking op het door de Graaf van Loon verleende Molenrecht aan de Heren van Solt over de Keyartmolen bij de Heerlijkheid. De beide vlakken rechtsboven en linksonder geven het wapenschild van de Graaf van Loon weer. Deze vlakken zijn ook terug te vinden in de Gemeentewapens in het huidige Belgisch-Limburg, in het bijzonder de gemeenten Bree, Maaseik en Meeuwen-Gruitrode, over welke gemeenten de Heerlijkheid Solt is verdeeld.

 

TERUG NAAR START