TERUG NAAR START

des anderen daechs haere koopmanschappen beginnen te landen.

Den 25e dito is voor den Raet geresolveert, den Coninck naer Bisnagar te gaen visiteren, om oorsaecke boven verhaelt, ende is daer toe verkoozen tot Overste Paulus van Soldt, ende tot mede hulper Pieter Willemsz. Ondercoopman in de Loge, met volle authoriteyt, alles uyt te voeren, naer dat hun goet duncken soude, tot profijt der Compagnie, ende eere onser natie, alsooder veele principale in dese Stadt waren, die haer vreemt hielden tot dat sy sien souden, hoe de saken met den Coninck aflopen soude, want haer gheseyt wiert, ende oock selfs bevonden, dat hare authoriteyt naer advenant soude wesen, 't gheene sy van den Coninck verkrijgen souden.

Den 9e Iunij is Pieter Isaacksz alle 't gelt ende Coopmanschappen (nu te lande gebracht zijnde) in handen getransporteert, ende daar van recepisse ingevoordert.[1]

Den 10e dito des morghens zijn de voornoemde Gecommitteerde naer Bisnagar vertrocken, met hare Palanquins, ende ontrent 40 in haren dienst, soo Soldaten, dienaers, als draghers, die de schenckage droeghen, met 2 Tolcken, ende 4 van haere Bootsgesellen, die alt'samen op Ossen reden.

Den 30e Iulij heeft den Coopman, segghe Paulus van Soldt in Bisnagar verstaen, datter eenigh ongheluck in Masulipatan, over sijn volck soude ghekomen wesen door het opperwater, daer de gheheele Stadt bykans mede overloopen was, soo heeft hy sijn oorlof vande principale van 't landt ghenomen, ende alsoo alles verricht was, waer toe hy uytghesonden was, allenlijck wachtende, dat de vryigheydt die haer den Coninck verleent hadde, met den afslach van den Tol, door des Conincks Zegel, ende handt mochte ghefirmeert worden, d'welck soude geschieden, so haest


 

[1] Nederlandsche reizen, tot bevordering van den koophandel, na de meest afgelegene gewesten des aardkloots. Doormengd met vreemde lotgevallen, en menigvuldige gevaaren, die de Nederlandsche reizigers hebben doorgestaan. Met plaaten. In het vierde deel [Amsterdam, Petrus Conradi 1784] wordt op pag. 154 t/m 179 worden de belevenissen van Paulus van Solt in Koromandel, zijn contract met de koning, de ramp met hun Logie en de tocht naar Malakka uitvoerig beschreven.

TERUG NAAR START