TERUG NAAR START

Hinrick van Solt, Inhibitor van het Prinsbisdom Luik

Uit: Steden in de renaissance, vertaling van: Cities of the Renaissance world. - London : Compendium, 2008. – door Renske Schuilenga - ISBN: 978-3-8331-5046-3

Hinrick van Solt was Inhibitor van de Officiaal van Luik in 1526.

Het Latijnse werkwoord inhibere betekent "weerhouden of tot staan brengen". In het recht is het in onbruik geraakt als term voor verdedigen, verbieden. Het christelijke Latijnse woord Inhibitor betekent "hij die tegen geweld beschermt" en is afgeleid van weerhouden. Het gaat dus om een handeling van terughoudendheid of verbod, een wettelijk gebruikte term, [1] in het bijzonder in kerkelijk recht, voor een bevelschrift van een hoger aan een lager hof, dat werkzaamheden opschort in een geval onder beroep, ook op de opschorting van een jurisdictie van het hof van een bisschop op visitatie van een aartsbisschop, en op dat van aartsdiaken op visitatie van een bisschop. [2] Het wordt meer in het bijzonder toegepast op een vorm van kerkelijke censuur, opschortend een beledigende geestelijke van het uitoefenen van om het even welke Kerkelijke diensten dan ook, of andere geestelijke plicht, met als doel om gehoorzaamheid aan een herderlijke vermaning of een bevel van de bisschop of de rechter af te dwingen. Dergelijke handelingen behoren bij de ambtshalve discretionaire bevoegdheid als de Inhibitor van mening is dat het schandaal van de uitvoering van geestelijke plichten door de overtreder het gevolg zou kunnen zijn. [3] Er zijn gelijksoortige bevoegdheden van belemmering waar een uitoefeningverbod meer dan zes maanden van kracht blijft, en ook in gevallen waarbij een commissie rapporteert dat de kerkelijke plichten van een leengoed onvoldoende door de achteloosheid van de gevestigde beheerder worden uitgevoerd.

De bisschop werd gekozen door de zestig kanunniken van het kathedraal kapittel van Saint-Lambert te Luik. Hun keuze werd bekrachtigd door de paus. Voor het kapittel legde de nieuwe bisschop de eed af, waarin hij beloofde de rechten van zijn onderdanen en vooral van het kapittel te zullen eren en bewaren. Naast de bisschop stond de hulp- of wijbisschop of suffragaan die het vormsel en de priesterwijding toediende en de prins-bisschop menigmaal verving. In 1505 waren er drie van deze wijbisschoppen. In de administratie van het diocees werd de bisschop bijgestaan door de vicarissen-generaal, die mede uit kanunniken werden gekozen. De kerkelijke rechtspraak was toevertrouwd aan de geestelijken rechter, de Officiaal, die haar in den naam van den bisschop verrichtte. Aan het bureau van deze rechter waren tal van beambten verbonden, onder andere de Inhibitor.

Een Inhibitor is dus een "handhaver" van het Kerkelijk Recht ten opzichte van de Kerkelijke dienaren. Naast Luik waren later ook te Leuven en te Diest een kerkelijk rechter gevestigd. Van het uitgesproken vonnis kon de belanghebbende in beroep komen bij de aartsbisschop van Keulen of regelrecht bij de paus te Rome. Er waren voorts acht aartsdiakenen, die aan het hoofd stonden van de acht Aartsdiakonaten in het bisdom [Luik, Brabant, de Kempen, Hesbaye, Famenne, Henegouwen, Condroz en Ardenne]. Zij zaten de bijeenkomsten voor van de geestelijken en bezochten en visiteerden elk jaar de parochies. En zij gaven aan de lagere geestelijken, tegen zeker bedrag, verlof om, een tijd lang, in de parochie afwezig te zijn. De bisschop koos deze aartsdiakenen, voor hun leven, uit de kanunniken. De Aartsdiakonaten waren weer verdeeld in dekenaten of concilies. De deken, die door de geestelijken van het dekenaat werd gekozen, had een positie die vergelijkbaar was met de aartsdiaken, maar dan in een kleiner gebied. Maastricht, Sint-Truiden en Tongeren waren de drie concilies van het Aartsdiaconaat van Hesbaye. De dekenaten waren verdeeld in parochies. Deze structuur, aangevuld met de vele kloosters, die in de 16e eeuw bestonden, leverde een immens aantal geestelijken in het bisdom op die onderling veel conflicten uitvochten.

De lagere geestelijkheid was drankzuchtig of leefde in concubinaat en dat lokte klachten uit. Ook de prins-bisschoppen zelf leverden geen voorbeeld van ordentelijk leven. Om prins-bisschop te worden was het niet noodzakelijk dat je priester was of een theologische opleiding had genoten. Vóór Everardus van der Marck waren er prins-bisschoppen, zoals Jan van Beieren [bekend van zijn strijd met Jacoba van Beieren in de Hoekse en Kabeljauwse twisten, die reeds op 19-jarige leeftijd tot bisschop werd gekozen, maar vanwege zijn militaristische en autoritaire optreden zette de steden van het bisdom hem af], Jan van Heinsberg [afstamde van de graven van Loon, op 23-jarige leeftijd gekozen tot bisschop], Lodewijk van Bourbon [op 18-jarige leeftijd gekozen tot bisschop], Jan van Horne, die meer wereldlijke prinsen, vorstelijke vechtersbaasjes, dan kerkelijke bisschoppen waren. De Luikse bevolking was vrijheidlievend en kwam op voor haar rechten, waardoor met de "gilden" de prins-bisschop werd weerstaan.

 

Tot 1795 werd Luik geregeerd door prins-bisschoppen. Bovendien verwierven de bisschoppen van Luik in 1366 ook het graafschap Loon, dat grotendeels samenvalt met de huidige Belgische provincie Limburg. Het prinsdom Luik was vanouds een leengoed van het grote Duitse rijk en behoorde tot de "Kring Westfalen", waarvan de prins-bisschop van Munster, de hertog van Gulik en de hertog van Kleef de leiders waren. Maar de heerschappij van de keizer gold doorgaans slechts in naam, het prinsdom Luik toch was een volkomen autonome staat. De prins-bisschop was als wereldlijk leider minder machtig dan als kerkelijk leider. Luik viel onder het Aartsbisdom Keulen. In de eerste helft van de 16e eeuw - tot 1559 - waren er vier bisdommen: die van Thérouanne, Doornik, Kamerijk en Luik. Het bisdom Luik was verreweg het grootst. En de bisschop van Luik, als wereldlijk vorst over "het prinsdom van Luik", had tevens kerkelijke macht in bepaalde delen van de hertogdommen Brabant, Gulik en Gelder en in de steden Aken en Leuven, maar evenzeer in Bergen op Zoom. Zijn bisdom strekte zich uit van 's-Hertogenbosch tot Bouillon en van Leuven tot Aken. Het prinsbisdom Luik valt samen met het grootste deel van de huidige provincie Luik en de zuidelijke helft van de huidige provincie Namen. Op nevenstaande kaarten is duidelijk te zien dat de wereldlijke macht van de prins [links en groen] veel geringer was dan de kerkelijke macht van de bisschop [rechts en donkergeel]. Als prins streefden de prins-bisschoppen er daarom naar ook andere wereldlijke macht te veroveren. Dat leverde nogal eens conflicten op met andere wereldlijke leiders voor wie het niet aangenaam was dat de bisschop van Luik in delen van hun gebied geestelijke macht oefende. Vaak ook hadden de vorsten ongelijke belangen.

 

 

 

Everardus van der Marck was kerkelijk vorst over een enorm gebied en tegelijk wereldlijk vorst over een vrij gering gebied, geboren te Sedan op 31 mei 1472 en overleden te Luik op 16 februari 1538, Prins-bisschop van Luik van 1505 tot 1538 en zoon van Robrecht I van der Mark & Johanna van Saulcy. Hij handhaafde de neutraliteitspolitiek van Luik door zijn behendige diplomatie en door het versterken van de vestinggordel. Hij koos echter in 1518 de zijde van keizer Karel V en verkreeg in 1520 het aartsbisdom Valencia en in 1521 de kardinaalshoed. Hij bevorderde de ontwikkeling van handel en nijverheid – vooral de Luikse kolen- en ijzerindustrie – en als humanist ook de kunsten en de wetenschappen. Hij was voorstander van een hervorming in de katholieke kerk, maar beteugelde de opkomende reformatie. De invloed van de universiteit van Leuven, die voor de kanunniken in het bisdom hun wetenschappelijke opleiding verzorgde, was groot. In de eerste helft van de 16e eeuw waren er ruim drieduizend studenten uit vele landen van Europa ingeschreven. Adriaan Boeyens van Utrecht, de latere paus Adriaan VI, doceerde er met o.a. Erasmus van Rotterdam. Leuven ontpopte zich als de felle bestrijdster van de Lutherse Hervorming, waarbij zij Everardus van der Marck aan hun zijde kregen.

De geschiedenis van Luik spreekt niet van een Hervorming, die vergelijkbaar is met die in andere landen. Zij kent geen gewetensdrang en was gematigd en primair Luthers. Nieuwe denkbeelden worden wel gepropageerd door geestelijken en vooral door eenvoudige werklieden. Geestelijken, die in Duitsland hadden gestudeerd en Duitse kooplieden, die voor hun handel naar het land van Luik reisden, droegen bij tot de verbreiding van de reformatorische gedachten. Het bisdom lag dan ook allerminst geïsoleerd. Uit verschillende streken en steden kwamen aanhangers van de nieuwe leer naar het bisdom: uit Gelder en Gulik, van Aken en Antwerpen. Antwerpen had een druk en internationaal verkeer. De Duitse kolonie was er talrijk en machtig. Als stapelplaats van de wereldhandel moest de vrijheid van gedachten worden gerespecteerd. In Antwerpen, met zijn drukkerijen, kocht men zo onbelemmerd nieuwe boeken. Onder deze waren ook geschriften van Luther, die er al vroeg zijn verschenen.

In het prinsbisdom Luik was er zeker sprake van vervolging van aanhangers van de Lutherse Hervorming. Everardus van der Marck sprak de vonnissen uit en Karel-V liet ze voltrekken. Het is daarom niet verwonderlijk dat er in Amsterdam een aantal families 'van Solt' met Evangelisch-Lutherse religieuze overtuiging voorkomen.

 

 

 

TERUG NAAR START