Notities persoon | Hans Rombouts, stichter der Rombouts-fondsen en vermaarde, Blauwe Huizen te Amsterdam, was geboren te Antwerpen en al eerder uit Antwerpen rechtstreeks naar Amsterdam gevlucht. Hij wordt vermeld in de publicatie "de 250 rijksten van de Gouden eeuw". | Notities overlijden | Het testament, zooals het hier volgt, geeft leterlijk de uiterste wilsbeschikking van Hans Rombouts te kennen. "In den name Godes amen. Cond ende kennelyck sy allen ende yegelycken die dit tegenwoordighe instrument van testamente ende dispositie van mynen uutersten wille sullen sien ende de kennisse van dien aengaen sal, dat ick Hans Rombouts ghesondt van lichame myn vyff sinnen verstandt ende memorie over al Gode loff wel machtig wesende ende ghebruykende volcomelyck aenmerkende ende overleggende de cortheyt en de broosheid des menschelvcken levens ende datter niet seeckerder en is dan de doot ende niet onseeckerder als d’ure derselver, soo hebbe Ick met rypen sinne, onbedwongen ende onverleyt van yemanden gemaect ende ghordonneert maecke ende ordonnere by desen myn testament ende uutersten wille van de goederen die mij Godt verleent heeft, in manierennaer beschreven, willende ende uuterlyck van herten begeerende dat hetselve by forme oft titule van testamente oft als codicille gifte onder de, levenden oft ter oorzaecke des dooots, oft soo tselve naer alle costumen ende usantie van den lande best ende vastelyxste bestaen can ende mach, stadt grypen ende effect sorteren sal sonder yemants tegen seggen, niettegenstaende alle ende yegelycke ceremoniën in rechte gherequireert hier inne niet volcomelyck mochten ghobserveerd wesen, niettegenstaende oock eenighe statuten keuren oft ordonnantiën van de weeskameren municipale rechten des Stads oft Lants contrarie van desen mochten spreecken, alle welcke Ick bij desen derogere ende te niete doe. Ende eerstelyck soo bevele Ick mijne siele altyts Gode den almachtigen ende myn lichame der christelycke begraeffenisse ter saliger opstandighe. Ende om te commen tot dispositie van mijne goederen indien het den Heere belieft mij van dese werelt tot hem te nemen sondèr legitimen kindt oft kinderen van mijnen zade naer te laten, zoo ist dat Ick late maecke, besprecke ’t ghene ende alsoo hier naer volcht, namelyck: In den eersten, maecke Ick aen de armen van de ghemeynte Christi deser stede, een rente van een hondert ende vyftich gulden jaerlyxs, dewelcke rente d’executeurs van mynen sterfhuyse sullen coopen uut de gereetste penninghe ende de constitutie van den rentbrief, alsoo laten maecken sonder dat deselve rente ten eeughen daghe sal moghen vercocht worden ende by occassie van afflegginge een oft meer andere van deselve somme in de plaetse ghecocht. Item maecke Ick tot onderhout van ses arme studenten de somme van dertich dusent gulden, deselve te beleggen in goede vaste renten, indien eenighe van mijnen maeschap oft bloede tot de studie van teologie bequaem ghevonden worden soo sullen dezelve gheprefereert worden voor vremde, die de dienaers des goddelycken woorts daartoe sullen bequaem vinden om opgetrocken te worden in dese onse ghereformeerde religie; dewelcke jaerlyxsche rente d’executeurs van myne sterfhuyse oock sullen coopen uut de ghereetste penningen ende de constitutie van de rentbrieven laten maecken tot behoeve van ses arme studenten tot dispositie van de ghequalificeerde van mijn maeschappen met advise van de voorn. dienaars des goddelycke woorts, wel verstaende dat den selve studenten niet langer en sullen genieten het incomen en van de voorschreven jaerlyxsche renten dan ses jaren lanck en daer naer sullen andere studenten in plaatse van die afgaene moeten ghenomen worden ende soo van tyt tot tyt, ende stervende in den tyt van de ses jaren soo salder datelyck een ander in syn plaetse moeten commen, versoeckende aen de executeurs dat sy wel besorgen dat de voorschr. renten op goede en vaste gronden mogen besett worden, van de welcke de jaerlyxsche penningen sullen ontfangen ende uitgekeert worden door d’executeurs van mynen sterfhuyse soo aen de armen als aen de studenten, sonder dat de voorn renten oock ten eenigen tyde sullen mogen veralieneert worden als voren." Het testament, zoals dit na het overlijden van Hans Rombouts werd bevonden en waarvan het olographisch origineel zich bevond in handen van wijlen Jhr. J.Backer jr., directeur van het Grootboek der Nationale Schuld, en waarvan afschriften in de archieven der voormalige Wees- en Momboirkamers te Amsterdam zijn te vinden, is onderwerp geweest van rechtzaken en conflicten tot diep in de 19e eeuw. Deze archieven staan thans onder het beheer der stad. Bovenstaande testament komt uit Het Nederlands Patriciaat [G-RO-65]; Tekst van Velthuijzen van der Groenekan - 1888 |
|