In onderstaand stuk wordt Tilmann van Solt opgevoerd als mogelijk familielid van Wouter van Solt. De voornaam Tilmann komt niet bij de familie van Solt voor, maar wel bij de familie van Catharina Mewen, getrouwd met van Solt en moeder van Ida van Solt [±1486-1564], getrouwd met Dionysius van den Eertwegh te Maaseyck. In de Nederlandse Leeuw van 1968 wordt de familie van Mewen beschreven. In die familie komt de voornaam Tielman of Tilman voor.
Er zijn twee gegevens over Tilmann van Solt. De eerste als kanunnik in een akte uit 1368 en een tweede als arts uit de stadsverslagen van Maastricht rond 1400 en vermoedelijke vader van de stadsarts Bartholomeus van Solt. Gegeven de tussentijd, gaat het vrijwel zeker over dezelfde persoon. Tilmann kan zowel een voornaam als een familienaam zijn. Hier is het als voornaam gebruikt. De naam is afgeleid uit het Gotische Thiuda en betekent in die context "volk"; Tilmann zou dus "volksman", man van het volk betekenen.
Op pag.559 van de VROA staat akte 71 van 12 september 1365:
Notarielles Instrument, wonach Tilmann van Solt, Kanonich in der St. Peterskirche in Sittard, dem Dechanten und kapitel desselben eine Rente von 3 Goldgulden auf seinem Hause schuldet.
Zeugen: Gerhard von Os, Investirter der Kirche von Oermunde, Mathias von Nieuwstad Johannes gen. Hunen Clerikus der Lütticher Diözese.
D.a.millesimo trecentesimo sexagesimo quinto, inditione terci, mensis Septembris, die duodecima.
"Anno a nativitate eiusdem millesimo trecentesimo sexagesimo quinto, mensis Septembris, die duodecima".
Petrus, genoemd Pijpken de Echt, clericus van het bisdom Luik, notarius, oorkondt, dat Tilmannus de Solt, kanunnik der kerk van Sint-Pieter te Sittard schuldig is aan de deken en het kapittel van Sint-Pieter een jaarrente van 3 goudgulden uit een huis te Sittard.
Getuigen: Gerardus de Os, investitus der kerk van Oermunde; Mathias de Nova Villa [Nieuwstad]; Johannes, genoemd Huene, clericus van het bisdom Luik.
Onder de titel "Maastricht onder de microscoop. Een middeleeuwse samenleving ontsloten" hield Dick E.H. de Boer op 9 juni 1992 een rede, gehouden bij de presentatie van het deel Raadsverdragen in Maastricht. In de rede wordt onder meer vermeldt: bij een grote vechtpartij op vrijdag na Sacramentsdag [18 juni] 1400 op het Vrijthof hadden de artsen hun handen vol aan het helpen van de gewonden.
Volgens de paymeistersrekening [een paymeister was letterlijk de betaalmeester, dus de Maastrichtse tresorier] betreffende het jaar 1399-1400, fol 31v
Dit is dat gescoff dat geschiedet op den Vrijthoff des vridags na Sacraments daigh.
Item Lambrech Pacsleger voir sijne quetzuer 12 nuwe gulden den gulden 16 s. g., mackt 9 lb. g. ende 12 s. g.
Item Gilis van Genpe der alde scoemeker voir sijnen quetzuoir 3 nuwe gulden, mackt 2 lb. g. 8 s. g.
Item Hopken sijnen ortzitter ½ nuwe gulden, mackt 8 s. g.
Item Peter Quijntersleger voir sijne quetzuer 6 nuwe gulden, mackt 4 lb. g. 16 s. g.
Item Symon Elegast voir sijne quetzuer 20 nuwe gulden ende 6½ lb. g. den gulden 16 s. g., mackt tsamen 21½ lb. g.
Item meyster Tilman dat Symon betalt heet 22 s. g.
Item Cloes Sanck volre voir sijne quezuer 13 nuwe gulden, mackt 10 lb. g. 8 s. g.
Item Johan Cleynjans son van Wesit voir sijne quetzuer 4 nuwe gulden, mackt 3 lb. g. 4 s. g.
Item Thees Potter voir sijne quetzuer 3 nuwe gulden, mackt 2 lb. g. 8 s.
Item den selven van orsitter gelde 10 s. g.
Item Heynen Deutzer van Wesit voir sijne quetzuer 3 nuwe gulden, mackt 2 lb. ende 8 s. g.
Item den selven van orsitter gelde 8 s. g.
Item meyster Tilman van Solt voir sij ersitter gelt dat he Cloes Sanck, Hennen Cleynjans son van Wesit, Peter Quijnters leiger, Lambrech Packsleger, Syrnon Blegast mitter Gots helpen genesen heet van den quetzueren die hon gedaen was 16 nuwe gulden mackt 12 lb. 16 .
Summa 72 ib. g. 18, s.
'Meester' Tilman van Solt, een arts, ontving een fors bedrag aan 'ersittergelt'. Afzonderlijk ontvingen bovendien Gilis van Genpe 'der alde scoemeker', Hopken, Thees Potter en Heynen Deutzer van Wesit een vergoeding, ongetwijfeld om een andere arts [ortzitter] hun wonden te laten verbinden. Voor hen was het orsittergelt [zoals het ook gespeld wordt] de vergoeding voor aan hen verrichte medische zorg. Blijkens de betaalde bedragen verzorgde meester Tilman vooral de zwaargewonden en werd hij overeenkomstig de grootte van de wond betaald [dus een soort medische tegenhanger van de matewonde, die gold bij de bepaling van de strafmaat]. Voor Johan Cleynjans ontving hij 3 pond en 4 schellingen [wat ongeveer gelijk staat aan 13 daglonen van een modale arbeider in dezelfde rekenmunt]. Het repareren van de ongelukkige Lambrecht Pacsleger kostte het drievoudige, maar de kroon spande Symon Elegast, waarvan het herstel een artsengeld van 21 pond en 10 schellingen kostte, of 86 daglonen. [bron: J. Koreman – De Stadsrekening van Maastricht over het jaar 1399-1400 - van Gorkum 1968].
Tilman van Solt was ongetwijfeld één van de belangrijkste artsen in het veertiende-eeuwse Maastricht. Of hij daarmee ook de stadsarts was, weten we niet, omdat ieder spoor van een aanstelling ontbreekt. In de raadsverdragen vinden we op 23 juli 1414 wèl de aanstellingsbrief van Bartholomees van Solts [zal wel van Solt zijn].
Raadsverdragen, pag.328, nr. 1106 [fol. 48r], d.d. 23 juli 1414.
In den joerea MCCCC ende XIIII joere des XXIII daighs julii so wart verdraghen tuyschen den burgermeysteren, geswoiren ende raet der stat van Tricht als van der selver stat weghen ter eynre sijden ende meyster Bartholomees van Solts ter andere, dat meyster Bartholomees vurseit na dieser Schoenscher reysgen niet meir tSchoenen varen en sal, mar bynnen der stat van Tricht bliven ende der stat meyster van cirurgeriren siin, anghoende syn tijt van synen vurscreven meyster ampte tSent Remeysmesse neest comende. Ende he sal doin den burgeren, burgerssen, inwoenende, honnen kenderen ende gesynne alsolligh gerieff ende curen synen ampte toehoerende als hij na volght bescreven, da he synen eydt toe doin sal, dar om men home van der stat weghen gheven sal alle joere XX marcke, half tSent Johans messe Baptisten Nativitas ende dander halfscheit dar na te Kirsmesse. Ende also vort alle joere also lange he leven sal ende der stat meyster is. Ende alle joere syne zomer ende wenter rocke, also vole geits dar voir als die paymeister van der stat sjoirs voir honne rocke hebben, te weten voir yegeliken rock IX lb. gr. payments van Tricht. Hir om so sal meyster Bartholomees vurseit, als die stat van Tricht gemeynlic uyttrecken sal, te versuecke der burgermeyster ende geswoiren mit uytvaren ende alle burger ende honne diener die in der stat dienst gequedst woirden eirstwerff verbenden sonder eynigen win te hebben, die rijke weren en woldenten home gheven ende die arme weren in eren der stat mitter holpen Goits al op te genesen also verre sy synres deden gesynnen ende begerden. Item alle der stat werckeluide van tymmer, steynmitseren, scheversteyndecker ende anderen ambachten die in der stat wercke off dienste sich quetsden off gequedst woirden, sal he in der stat eren mitter holpen Goits genesen also verre sy des an home gesynnen ende arme weren. Item alle die armen binnen der stat die synre holpen begeren ende gesynnen, sal he om Goits wille ende in ere sonder gelt curriren ende genesen.
Stadsheelmeester Bartholomees van Solts
Op 23 juli 1414 komen de gemeenteraad van Maastricht en meester Bartholomees van Solts overeen dat laatstgenoemde na zijn volgende reis als heelmeester op het beurtschip van het Schonevaardersgilde naar Zuid-Zweden in Maastricht zal blijven om er stadsheelmeester (meyster van cirrugeriren') te worden. De benoeming gaat in op 1 oktober 1414. Bartholomees moet overeenkomstig zijn ambt de burgers en andere inwoners van de stad en hun gezinnen behandelen en genezen. Hij zal worden beëdigd en krijgt een beloning van twintig mark per jaar, die men voor de ene helft op Sint-Jan de Doper en voor de andere helft met Kerstmis zal uitkeren. Dat zal zo blijven zolang hij stadsheelmeester is. Hij krijgt ieder jaar voor zijn zomer en winterrok een even grote vergoeding als de peimeesters (stadsontvangers, verantwoordelijk voor de stedelijke financiën) daarvoor jaarlijks ontvangen, namelijk voor iedere rok negen pond groten, Maastrichtse waarde.
Hiervoor moet meester Bartholomees, op verzoek van burgemeesters en gezworenen:
*) Mee uittrekken als de stad gewapenderhand ten strijde trekt. Hierbij moet hij aan alle burgers en hun dienaren die in stadsdienst gewond raken, de eerste medische zorg verlenen zonder daarvoor betaald te worden. Dat geldt voor zowel de rijken, zelfs al willen ze ervoor betalen, als de armen. Allemaal moet hij ze ter ere van de stad met Gods hulp genezen als zij een beroep op hem doen.
*) Eveneens moet hij alle werklui van de stad, zoals timmerlieden, metselaars leidekkers en leden van andere ambachten die zich bij het werken in stadsdienst verwonden of gewond raken, ter ere van de stad en met Gods hulp genezen, als zij zich tot hem wenden en ze arm zijn.
*) Verder moet hij alle armen van de stad die zich om hulp tot hem wenden om Gods wil en ter ere van de stad gratis verplegen en genezen.
Op 14 september 1422 besluiten de schouten en schepenen van beide heren en de burgemeesters gezworenen en gouverneurs van alle ambachten gemeenschappelijk en unaniem dat men (..) goedgunstig, omwille van de trouwe dienst die heer Everard den Vernenholt, de huidige burgemeester, de stad en haar burgers heeft bewezen en nog zal bewijzen en omwille van de vreselijke pijn die hij heeft geleden en nog lijdt van de kwetsuren die hij heeft opgelopen op het Vrijthof - waarbij hij helaas zijn been heeft gebroken - hem tijdens de komende vier jaar tweehonderd Rijnse gulden zal betalen, elk jaar vijfentwintig met Kerstmis en vijfentwintig op SintJan de Doper. (…)
Omdat dit een zaak van de stad is, zal men verder aan meester Bartholomees van Solts vragen burgemeester Everard voor zijn verpleging nu noch later iets in rekening te brengen.
Het lijdt nauwelijks twijfel of Bartholomees een zoon zal zijn geweest van meester Tilman, ook al komen we meester Tilman zelfs helemaal niet in de raadsverdragen tegen. Opmerkelijk is in elk geval de overeenkomst in hun werkzaamheden, want op 14 september 1422 werd Bartholomees betaald om burgemeester Everard van Vernenholt te verzorgen omdat deze grote smart heeft 'ende noch lijdende is van der quetsuren home [hem] in den Vrijthoeff geschiet ende sijn beyn leyder [helaas] gebroecken'. Hoe de burgemeester zijn kwetsuren op het Vrijthof en zijn gebroken been had opgelopen, vermeldt de tekst helaas niet. Voor Bartolomeus maakte dit niets uit, hij moest hem verzorgen 'want dit ouch [ook] der stat wercke is'.