TERUG NAAR START
Wilhelmus (Willem) van Solt
Nr. 1114099588
handtekening_willem_van_solt.jpg
GeslachtMan
Leeftijd42 jaar (Gebaseerd op begraafdatum)
 
Geboren25-10-1644
Gedoopt30-10-1644teAmsterdam in de Nieuwe Kerk
Overleden te’s-Gravenhage op de Zuid Singel
Begraven15-8-1687te’s-Gravenhage
Vader Johannes van Solt
 Gedoopt 19-1-1584
 Overleden 22-3-1675
Moeder Agatha van Maerle
 Gedoopt 26-12-1602
 Overleden 4-7-1659
Broer  David[t] Jansen *18-1-1627
Broer  Jacobus *7-6-1628
Broer  Teodore Jansen ~17-3-1630
Zus  Elisabeth *23-9-1631
Zus  Maria *4-2-1634
Broer  Theodorus *18-6-1636
Broer  Johannes *19-8-1639
Halfbroer  Johannes *23-4-1609
Halfbroer  Antonij *20-6-1612
Halfbroer  Paules *16-7-1616
 
Kerkelijk huwelijk 10-8-1670 te in de Hoogduitse Kerk te ’s-Gravenhage
 
metMargaretha de Ruyt
 Geboren9-8-1649
 Overleden12-11-1714
NotitiesGetuige bij het huwelijk was Lambert de Ruyt. Willem laat zijn nakomelingen consequent registreren als "van Soldt", destijds konden woorden en namen eindigend op een ’t’, ook met ’dt’ worden geschreven, terwijl in officiële documenten de familienaam ’van Solt’ bleef. Willem vernoemt zijn oudste zoon volgens de gebruiken naar zijn vader en zijn derde zoon pas naar zijn schoonvader; waar de vernoeming van Otto Christiaan vandaan komt is nog niet helder. Beide namen zijn nieuw in de stamboom [de zus van zijn moeder was gehuwd met Otto van Langen]. De oudste dochter is – toevallig – zowel naar haar moeder als zijn moeder vernoemd. Uit de Inventaris van de archieven van de Nederlandse Hervormde gemeente te Kethel en Spaland blijkt in 1686 onder nummer 288 een Akte van transport te bestaan ten overstaan van schepenen van Delft door Willem van Solt en Margaretha de Ruyt, wonende te ’s-Gravenhage, waarbij aan Adrianus Monters een losrente van 25 gulden wordt toegekend met als notitie dat het "Betreft eigendom later in het bezit van de Heilige Geestmeesters". Op 18 januari 1689 hertrouwt Margaretha in ’s-Gravenhage met Michiel Althuna uit Brussel [ondertrouw 16 januari]
Kinderen  Johannis
Ottonis Christiani
Hermanus
Lambertus Wilhelmus
Agatha Maria
Josina Wilhelmina
Johannes Pieter
Jacobus Wilhelmus
Anthonie David
Elisabeth Hester
Notities persoonVan Willem van Solt is [nog] niet echt bekend waar hij zijn brood mee verdiende, dan wel of hij op de rijkdom van zijn voorouders teerde. Zijn vader verblijft lange tijd in ’s-Gravenhage en daaruit zou kunnen worden afgeleid dat zijn samen zaken deden en Willem dus ook koopman was. Uit zijn nalatenschap blijkt dat Willem niet onbemiddeld was. Het kan zijn dat hij van de erfenis van zijn vader heeft geleefd. Echter in een onlangs gevonden notariële akte lijkt het alsof Willem officier [Capteyn-Luytenant] was en dat past wel in de traditie van de familie. In 1674 wordt Willem voor 15 gulden aangeslagen voor de 200ste penning en zijn vermogen geschat op 3000 gulden [in 2008: 27.779 euro], hetgeen niet veel is. Tot de belastingplichtigen werden diegenen gerekend die meer dan 1000 gulden vermogen bezaten. De groep tussen 2 en 3000 gulden was 14%, terwijl 23% daaronder en 63% daarboven werd aangeslagen. Hij woont in 1674 "over de Wagenbrugge" samen met zijn zuster Maria (weduwe Christiaan Helm) en zijn tante Maria van Meerle (weduwe Otto van Lange). Op 10 juli 1680 krijgt "Marijke" een lijfrente uit de erfenis van haar vader: 899:0:0, haar broer Lambert: 1225:19:12, zuster Marya: 1495:0:9, terwijl Lambert ook nog 1465, aan obligaties en contanten kreeg. Wilhelm, samen met zijn tante Maria van Meerlen en zijn zuster Maria van Solt, weduwe Helm, bieden een erf en huis te koop aan op 4 januari 1681,“daer de Pelgrom aen de gevel staet”. Het huis is gelegen in de Nieuwe Hoogstraat in Amsterdam en was een erfenis van Johannes van Maerle, de broer van tante Maria die de laatste jaren voor zijn dood in 1679 ook over de Wagenbrugge woonde. Het huis werd op 24 februari verkocht maar op 16 november 1682 is de verkoopsom nog niet binnen en wordt er met het aanspreken van de borgen gedreigd. Intussen werd door bovengenoemde erfgenamen broer en neef David van Solt, “koopman tot Amsterdam” gemachtigd de verschillende “qwesties” op te lossen die ontstaan waren over de verdeling van de erfenis van oom Johannes van Meerle. Op 19 januari 1682 verhuren Wilhelm van Solt en zijn zuster Maria van Soldt een stuk land, gelegen in Zandambacht voor 5 jaar aan aan Meijndert van der Cleij en zijn twee schoonzusters. Het land is 9 morgen, 2 hont en 80 roeden groot en de huurprijs is 171 gulden en 2 stuivers per jaar. In 1686 ontstaat er een dipuut over de huurpenningen van dit land. Wilhelms tante Maria van Maerle was getrouwd met notaris Otto van Langen (in 1670 overleden) en kinderloos. Als zij in december 1685 overlijdt erft Wilhelm 9500 gulden [in 2008: 89.648 euro] plus haar grote tuinhuis gebouwd aan de Zuid Buitensingel in den Haag in 1675. Zijn vijf kinderen in leven in 1685 krijgen elk 150 gulden.
Link naar Biografie en verder naar de daarin genoemde documenten. Van veel documenten is veelal een slechte kopie beschikbaar; voor zover mogelijk zijn deze elektronisch opgeschoond, waardoor de leesbaarheid wordt bevorderd, doch de kwaliteit niet verbeterd.
Notities overlijdenWilhelm van Solt overleed op de Zuid Singel in den Haag, misschien wel in het grote tuinhuis dat hij een half jaar tevoren van zijn tante Maria van Langen-van Meerle had geerfd. Bij zijn begrafenis wordt Willem met zes pozen beluid. Kosten 19:10 (19 gulden 10 stuivers). Op 10 juli 1680 kreeg "Marijke" nog aan lijfrenten uit de erfenis van haar vader: 899:0:0, Lambert: 1225:19:12, Marya: 1495:0:9 en Lambert ook nog 1465, aan obligaties en contanten. {Notarieel Archief den Haag, inv. nr 235/folio 157}. Waarschijnlijk heeft Willem de beschrijvingen in het Memorieboexken na 1759 [overlijden moedre] voortgezet, gezien het langdurige verblijf van zijn ouders in ’s-Gravenhage. In elk geval heeft zijn kleinzoon het origineel in 1768 in bezit en publiceert het. De publicatie zelf is nooit gevonden. Wel de bewerkte publicatie in de Navorscher.