Notities persoon | Hans van Solt de Jonge ontwikkelt zich tot een vrijwel even succesvol koopman als zijn vader en breidt zijn activiteiten uit tot verzekeraar. Van Hans van Solt de Jonge is geen inschrijving als poorter te vinden; op zich was dat voor een koopman en verzekeraar ook niet nodig. Het is hoogst waarschijnlijk dat Hans van Solt de Jonge lid was van de Rederijkerskamer Het Wit Lavendel. Een rederijkerskamer bestond uit een groep burgers met belangstelling voor dichtkunst en toneelspel. Op 31 augustus 1606 werd door de Haarlemse "d’ Aloude Rethorijckkamer der Pellicanisten" onder de zinspreuk Trou Moet Blycken een landjuweel uitgeschreven, toen daar een loterij geopend was tot stichting van een Oudemannenhuis. Ook de rederijkerskamer Het Wit Lavendel nam deel aan het Haarlemse landjuweel. Hans van Solt tekende met twee "loten" – antwoorden op de gegeven spreuken – in. Iemand nam deel aan een loterij door zich te laten inschrijven in een register, waarbij hij een rijmpje op moest geven. De inhoud van die rijmpjes lijkt geheel vrij te zijn geweest. Wat de functie van de rijmpjes was, staat niet vast. Het lijkt echter waarschijnlijk dat de prozen in de vijftiende eeuw, bij de eerste loterijen, hebben gediend ter [extra] identificatie van de inlegger. Daarnaast gaven de rijmpjes ongetwijfeld een vermakelijk tintje aan de trekking van de loten. Die trekking was namelijk een openbaar, publiek gebeuren. Een reden daarvoor zal zijn geweest dat inleggers de kans moesten krijgen om de gang van zaken te controleren. Hans van Solt de Jonge tekent vroeg in met: "Ick vragh den trecker wat Spinnola baet all syn hoochmoet ende trotsich praeten" met 4 loten voor 1 gulden 4 stuivers "per Hans van Soust [=Solt] de Jonge in het opbauwen van Jerusalam inde Warmostraat". Hans van Solt de Jonge tekent een tweede keer in met "Holla papisten verblijt u niet soe zeer Spinjolaas voorspoet zal neemen een keer zijn endt zal weesen als die van zijnen voorsaten dewijle se hem op haren arm verlaten" met 3 loten voor 18 stuivers "per Hans van Soest de Jonge in de opbouwinge van Jeruijsalem in de Warmoestraet". Deze eerste twee rijmpjes verwijzen duidelijk naar de vlucht uit de Zuidelijke Nederlanden en de tachtigjarige oorlog. Hans van Solt de Jonge tekent op 27 september 1606 tijdens een bezoek aan zijn vader in het "oude Weeshuys" voor een derde keer in met als motto "Bon esperance doet myn inleggen" met 34 loten voor 8 gulden 8 stuivers door "Hans van Solt de Jonge int oude weeshuys tot Amsterdam". Hans van Solt de Jonge verkeerde in kunstenaarskringen. In een "rijfelarij-boekje" komt hij voor in gezelschap van bijv. Barend van Someren. Rijfelarijen waren loterijen die vaak illegaal plaatsvonden. Hans van Solt behoorde als veertiger al tot de rijke Zuid-Nederlandse kooplieden in Holland en bezat in 1631 een vermogen van minimaal 90.000 gulden [in 2008: 780 378 euro]. Hans jr. is actief in kringen van kunstenaars en doet mee aan Loterijen en Rijfelarijen. Men kon voor Rijfelarijen inschrijven via boekjes, waarin ook de prijzen en het reglement waren opgenomen. Tijdens een vrolijk samenzijn werden de loten getrokken en de prijzen – schilderijen, luxeartikelen, muziekinstrumenten en muziekboeken – verdeeld. In een artikel van de econoom John Michael Montias over kunstaankopen uit weeskamerveilingen worden vader en zoon van Solt aangemerkt als frequente kopers bij veilingen. Zowel Hans van Solt de oude als de jonge kochten kunstwerken op veilingen in de periode 1608 tot 1613, daarna gebruikten ze handelaren om hun uitgebreide verzamelingen op te bouwen. In de 17e eeuw werden vrijwel alle familie- en zakelijke aangelegenheden via notariële akten geregeld. Van hem zijn er in elk geval 45 gevonden. In een akte van 9 april 1610 wordt vermeld dat Hans van Solt de Jonge van Hans Bouwer volgens contract van 7 april 1609 een actie van 500 ponden Vlaams van de Oost Indische Compagnie Amsterdam heeft gekocht, tegen 144% op 12 maanden na dato van koop. Deze 12 maanden zijn nu voorbij en van Solt verzoekt volgens contract het transport der actie en zal dan ook zijn kooppenningen betalen. Doordat Bouwer failliet is en insolvent verklaart Hans van Solt, dat hij zich "sal reguleren nae de jegenwoordige merckt, wesende van omtrent 56 tot 58 per cento, sonder door affslach oft wydere wilginge yets meerder in malcanderen gehouden te wesen". De verschijndag is voorbij en Hans van Solt zal ’naar de tegenwoordige markt’ de kosten op hem verhalen. Er zijn veel transacties in het kader van de VOC. Hans van Solt de Jonge handelde ook in zijde en liet door zijdebereiders er lappen van maken. Hans had de zijdebereider Henrick Boot een partij ruwe zijde gegeven om te "reeden". Henrick had dat niet gedaan en weigerde ook nog de partij zijde terug te geven. Hij kreeg een notariële aanzegging. Zijn verzekeringsactiviteiten beginnen als vroeg,zoals blijkt uit een akte van 23 december 1611: Duarte Fernandes laat aanzeggen aan Juriaen Timmerman, Goderic Kerkrinck, Hans van Solt de Jonge, Geronimo de Hase, Jan Pieters du Bien, Laurens Joosten Baeck en Lambert van Erp, assuradeurs, die voor hem goederen verzekerd hebben, geladen in het schip ’de Witte Arent’ [schipper: Jan Willemsse van Hamburg] voor de reis van Lissabon tot Venetië, dat het schip verbrand en verongelukt is en dat de goederen aan hen zijn overgedragen voor de som, waarvoor ze die verzekerd hebben. Hans van Solt doet zeer veel zaken met Joods-Portugese kooplieden. In sommige akten worden bijvoorbeeld in samenwerking met anderen [de zogenaamde "compagnieën"] scheepstransporten geregeld, zoals in de akte van 3 september 1612: Bevrachters: Hans van Solt de Jonge, koopman te Amsterdam Schipper: Cornelis Gerritsz. Deucht van Westzaan. Schip: "De blauwe Duijve", 60 lasten. Route: van Amsterdam met koopmanschappen naar Villa Nova in de Condaet, herladen koopmanschappen: nog enkele havens in de Condaet, lossen en laden. Ligtijd totaal in Condaet 5 weken en terug Amsterdam. Vrachtprijs: 1150 Karolingische gulden. Boeiend is ook een akte waaruit blijkt dat er reeds in de 17e eeuw sprake zou kunnen zijn van verzekeringsfraude. Akte van 22 juni 1617: Pieter Sijmon, makelaar in Amsterdam, verklaart op verzoek van Philips & Guilebert de Flines, kooplieden in Amsterdam, dat hij op 14 februari jl. order kreeg om voor hen te verzekeren voor 600 ponden Vlaams op het schip "De Moscovische Valck" en 600 ponden V1aams op de ingeladen goederen. De makelaar is toen naar Jan Bicker en Philips Colin Jochumsz. gegaan om tekening van de polissen te vragen. Zij wilden wel tekenen als er eerst door andere kooplieden was getekend. Lambert van Erp tekende de polis voor het schip 200 ponden Vlaams, Albert Schuijt 100 ponden Vlaams, Pieter van Geel met David L’Hommel 200 ponden Vlaams en Philips Colin 100.- ponden Vlaams. Hierbij staat het uur van de tekening vermeld. Om 3 uur tekent Jan Bicker, ook voor Jan Janss Helmont op de goederen voor 150 ponden Vlaams. Toen waren er geen tijdingen van het schip. Hans van Solt de Jonge, tekende op de goederen 200 ponden Vlaams. Om 5 uur komen bij de makelaar de Gebr. De Flines, de producenten, die hem zeiden dat erop de beurs tijding was gekomen dat het schip vergaan was en zij hem belast hebben om de polis op te houden en niet verder te laten tekenen. Ook kapershandelingen kwamen voor, zoals blijkt uit de akte van 14 september 1621: Diogo Martins, Portugees koopman te Amsterdam, verklaart dat op 10 fardeels koopwaren, die door Sebastiaan Vas en Duarte Henriques, kooplieden te Rouen, geladen zijn in het schip ’St.Pierre’, met schipper Pierre du Puis van Quillebeuf, welk schip op zijn reis van Rouen naar St.Sebastian is gekaapt door oorlogsschepen van La Rochelle, geen andere verzekering is afgesloten in Amsterdam of elders, als een bedrag van 300 ponden Vlaams, t.w. door Hans van Solt de Jonge 150 pond, door Thijmen Jacobsz Hinlopen 100 pond, en door Daniel de la Barre 50 pond. De notaris verklaart dat hij de polis, waarop deze bedragen verzekerd zijn in opdracht van Martins heeft geabandonneerd. Vanaf het midden van de 17e eeuw verplaatst Hans jr. zijn activiteiten naar ’s-Gravenhage, waar zijn jongste zoon Willem woont, en woont zelf op de deftige Prinsengracht, zoals blijkt uit een akte van 1 juni 1655: Hans van Solt, wonende te ’s-Gravenhage, verklaart dat hij op last van Jean le Gouche en Bartholomeus Barckman, van Dirck Gerritsz. Niessen op 20 maart 1646 ontvangen te hebben 75 gulden. Wellicht geïnspireerd door de Engelse schrijfwijze voegt Hans vaak een ’d’ aan de familienaam toe > van Soldt. Daarom wordt bij de geboorteregistraties van de kinderen de officiële schrijfwijze onder ’notitie’ weergegeven. De van Solt’s gaan geleidelijk tot de Hollandse elite van kooplieden, zeevaarders, officieren en staatsdienaren behoren. Van Hans van Solt de Jonge dateert het eerste geschrift met een korte familiegeschiedenis, het zogeheten "Memorieboexken" [van de geboorten ende sterven van mijn bloedverwanten, beginnende van onze grootvader af, ende mijne vader als kinderen, en de andere vrinden, bij de anderen gebracht, anno 1637 in Amsterdam, door Hans van Solt. (Dit alles gezien uit het origineel, welk onder mij is berustende in den jaare 1768. (w.g.) Wilhelmus van Soldt.)]. Een deel van dit Memorieboexken is gepubliceerd in de Navorscher, jaargang 1935 pag. 35-42, en is een bron geweest voor het genealogisch onderzoek, maar omdat het meerdere overschrijvingen kent en gediend heeft ter ondersteuning van claims van nakomelingen op ondersteunig uit het Romboutsfonds, is voorzichtigheid geboden met betrekking tot de correctheid en volledigheid van de publicatie. Link naar Biografie en verder naar de daarin genoemde documenten. Van veel documenten is veelal een slechte kopie beschikbaar; voor zover mogelijk zijn deze elektronisch opgeschoond, waardoor de leesbaarheid wordt bevorderd, doch de kwaliteit niet verbeterd. |
|